Het mag een wonder heten dat Sander Dekker de adviezen van de VO-raad op dit punt bijna stante pede heeft opgevolgd, daar waar als het over de rekentoets gaat hij halsstarrig bij eigen dwaalwegen blijft. En het is te hopen dat TK-lid Beertema ook nog eens flink instigeert tegen die rekentoets en z’n vele foute aspecten.
HBS-examens
Maar eerst die 1e en 2e correctie.
Ik ga even terug in de tijd. Toen ik op de HBS zat keek de
eigen docent het werk als eerste na, of er nog een 2e corrector aan
te pas kwam weet ik niet. Maar op een gegeven moment werden er eventuele
vrijstellingen voor het mondeling bekend gemaakt en werd medegedeeld welke
vakken überhaupt nog mondeling geëxamineerd werden (voor HBS-B maar één van de
vreemde talen en scheikunde òf natuurkunde). Daarna marcheerde een stoet aan
gecommitteerden de school binnen die bijzitters waren bij die mondelinge
examens die door de eigen docent werden afgenomen. Daarna werd er druk
vergaderd of een kandidaat geslaagd of gezakt was en soms volgde er nog een
mondeling her- of verlengd examen om de knop definitief door te kunnen hakken.
Uiteindelijk werd de cijferlijst geconcipieerd en daarmee het oordeel: geslaagd
of gezakt.Behalve de resultaten van het schriftelijk examen telde ook de indruk van het mondeling examen en ik denk wel zeker de invloed van de eigen docent in dit proces. Er kwam zekerlijk geen computerprogramma aan te pas waar de gegevens ingevoerd werden en de uitslagen dan keurig uitrolden. Het bleef mensenwerk, werk waarin de leerling als persoon en niet als verzameling cijfers centraal stond. Waarin de docent die de leerling en z’n kwaliteiten kent een medebepalende factor was.
Mijn 1e
correctie-ervaringen
Ik heb zelf al die jaren geprobeerd consequent mijn eerste
correctie volgens de correctievoorschriften uit te voeren en waar de
correctievoorschriften me in de steek lieten een vanuit mijn vak verdedigbare
correctie toe te passen. Maar ik ben me er altijd van bewust geweest dat bij
dat nakijken de leerling zelf me altijd voor ogen heeft gestaan. Ondanks
manieren om het nakijken te objectiveren (per vraag nakijken, de volgorde
veranderen) zal ik niet ontkennen dat ik het principe van “the benefit of the
doubt” in het voordeel van de leerling toepaste en ook tegenover de tweede
corrector de eigenaardigheden en eigenwijzigheden van bepaalde leerlingen
probeerde te “verdedigen”. Maar het
correctievoorschrift, zij het inclusief de algemene en vakspecifieke regels,
soms als advocaat van de duivel, en zeker ook in adviserende zin de opmerkingen
in fora en van examenvergaderingen, waren voor mij leidend in zo’n gesprek.
Dat leverde soms best wel verschillen op met zoals de tweede
corrector dat zag, maar daar kon je over praten, in ieder geval. Een enkele
keer sloeg je de plank werkelijk mis, een andere keer had die corrector er ook
niet aan gedacht dat je het ook zo kon bekijken. En die tweede corrector vond
soms nog iets dat wel puntwaardig was waar jij overheen had gekeken en
evenzogoed haalde hij ook wel fouten uit jouw eerste correctie. Iets wat ik altijd deed was een uitwerking van het examen bijvoegen met de beantwoording van de vragen exact en volledig uitgeschreven zoals ik het de leerlingen heb geleerd en van ze eiste bij de toetsen en schoolexamens, compleet met de, eventueel verder uitgesplitste, puntenverdeling.
En ter aanvulling vermelde ik de gebruikte boeken en over welke GR de leerlingen beschikten.
Alles bij elkaar heeft het nooit geleid tot echt grote verschillen en in de meeste gevallen bleef het zelf gegeven puntentotaal gehandhaafd. Meestal waren het prettige, collegiale gesprekken, verrijkend zelfs, waarin het ook ging over de kwaliteit van het examen, het onderwijs, het vak en de boeken die gebruikt werden. Je werd altijd wel wat wijzer van elkaar.
Het is een enkele keer voorgekomen dat zonder enig verder contact het werk weer terug op school arriveerde, dat vond ik eigenlijk vreemd en zeker oncollegiaal.
…en 2e
correctiepraktijk.
En hoe deed ik mijn tweede correctie? Ik pikte er een paar
examens uit, de hoogste, de laagste, een slordige, een nette en keek die eerst
precies en integraal na. Dan bleken er altijd vragen die, net als in het werk
van de eigen leerlingen, eigenlijk weinig problemen bij het nakijken gaven
omdat er over de beantwoording weinig discussie kon zijn. Daarnaast waren er
vragen waarvan je bij jou leerlingen al had geconstateerd dat het antwoordbeeld
nogal varieerde en ten slotte was er een categorie vragen waar de aanpak bij de
collega qua beantwoording en/of correctie duidelijk afleek te wijken van die
van jou. De laatste twee categorieën keek ik dan bij alle leerlingen na, ook om
duidelijkheid te krijgen wat de correctiestijl en -strategie van de eerste
corrector was. Dan was het integraal nakijken van de rest meteen wat
gemakkelijker.
Grosso modo kan ik dan stellen dat op vwo de
correctieverschillen kleiner waren dan bij de havo en bij wiskunde B ook weer
kleiner dan bij wiskunde A. Vooral de “talige” antwoorden bij wiskunde A waren
soms moeilijk om goed dan wel gelijk te waarderen en dan leek de 1e
corrector toch sneller geneigd om punten te geven dan de 2e. Een “hobby” van mij was het “uitdokteren” van de gedachten van leerlingen die achter antwoorden staken die op het eerste gezicht nergens op leken te slaan of soms langs merkwaardige kronkels toch bij het antwoord uitkwamen. Ik heb bij het uitvoeren van de 2e correctie regelmatig gemerkt dat er soms wel erg snel een rode streep door een redenering en antwoord werd gehaald waar toch nog wat voor te zeggen was, vooral bij slordige, slecht of cryptisch formulerende leerlingen, en dan met name op havo-niveau. Ik wil in alle bescheidenheid zelfs noemen dat mijn schoolcollega’s me soms van dat soort antwoorden voorlegden in de hoop dat ik er dan nog wat van zou kunnen bakken.
Overigens heb ik nooit het idee gehad dat de eerste correctie slecht, haastig, subjectief, dubieus of anderszins onder de maat werd uitgevoerd en dat verwijt heb ik gelukkig ook nooit gekregen.
Die wilde en sterke verhalen die je soms hoort heb ik zelf niet in die mate meegemaakt, al liep je best nog wel eens tegen merkwaardige zaken aan. Zoals die collega die bij wiskunde A de “leg-uit” vragen bij allochtone leerlingen wel erg snel goed rekende, omdat ze toch een taalprobleem hadden, die ze bij de beantwoording handicapte.
Herkansingen.
Wat betreft de 1e en 2e correctie bij
de herkansingen, ik vind het niet onterecht dat de leerling zelf en zeker de
omstandigheden die tot de herkansing hebben geleid daarbij niet ongenoemd
blijven.
Het heet herkansing, of zo noemen we het tweede tijdvak, en
de kans van slagen moet er dan ook zijn, als de objectieve basis waarop niet
helemaal 100 % gehaald zou worden maar andere factoren de balans in positieve
zin kunnen doen doorslaan. Slaat een leerling er maar een slag naar, okay, dan
is het snel klaar, maar ik vind dat zeker in een enkel geval in een goed
overleg tussen eerste en tweede corrector er enige ruimte moet zijn om wat meer
te kunnen dan objectief mogelijk is. In de HBS-tijd heeft menigeen dankzij die
marges z’n diploma gehaald. Ik heb het gevoel dat de cijfermania van het
huidige VO leerlingen soms weghoudt van een diploma dat ze wel toe had mogen
komen.Gelukkig leveren de mogelijkheden om via bepaalde instellingen de nodige aanvullende certificaten te halen een uitweg om alsnog dat diploma in bezit te krijgen, maar was dat nodig? Moeten we echt op het scherp van de snede tussen slagen en zakken zo “rechtvaardig’ zijn? De marge die aan de onderkant van de slaag-zak-regeling zit, zit ook aan de bovenkant, met andere woorden: er is in die dubbele zone vaak ook sprake van geluk of pech en minder van de kennis en het niveau waarvoor het diploma staat.
Objectief en
subjectief.
Ik vind dat de eigen docent die de leerling een aantal jaren
heeft meegemaakt en zijn kwaliteiten in positieve èn negatieve zin kent ook los
van dat geobjectiveer met correctienormen, het nauwgezet toepassen ervan en de
controle daarop door een buitenstaander die die leerling niet kent, waarna het
computer gemillimeter met N-termen en decimalen nog volgt, ook de gelegenheid
en de kans moet hebben om dat niet per examen meetbare aspect, dat hij de
leerling kent en op waarde weet te schatten buiten wat die leerling in die 3
uren op papier weet te zetten, ook een heel klein beetje subjectief in te
brengen, zoals dat bij de overgang in cruciale gevallen ook gebeurt.
In het PO is het advies van de school inmiddels
leidinggevend en komt de CITO-score pas achteraf als aanvullend, bij het CE mag
er ook wel ietsjes meer dan die cijfermolen meetellen.
Het omwisselen.
Terecht? Zinvol?
Dat die tweede correctie minder goed lijkt te worden uitgevoerd houdt nog niet in dat die eerste correctie slecht is uitgevoerd en het is niet aangetoond dat er door een eventueel minder vaak of goed uitgevoerde tweede correctie significant verkeerde cijfers worden uitgedeeld en leerlingen onterecht slagen.
De factor tijd speelt bij de tweede correctie zeker een rol: je moet soms lang wacht op de eerste correctie, de school van de eerste correctie zet soms een straf schema op die tweede correctie vanwege de administratieve verwerking. En ondertussen gaat het gewone schoolwerk, inclusief surveillance, gewoon door.
Vergelijken met “vroeger” is niet aan de orde: het werk van een docent is tegenwoordig een stuk intensiever dan toen.
Via het examenforum heb ik jaar op jaar geconstateerd, dat docenten tijdens vrije weekenden, feestdagen en tot zeer diep in de nacht moesten doorweken om al het correctiewerk gedaan te krijgen.
De aanlokkelijkheid van de tweede correctie is door de sterk afgenomen vergoeding (die je vroeger kreeg voor niet alleen telefonisch overleg maar ook het bezoek aan de eerste correcter als tweede corrector wat toen veel meer gebeurde) natuurlijk ook niet toegenomen.
De N-term…
Als ik voor mezelf naga, dan denk ik dat ik, als ik eerst de examencorrectie van een vreemde school moet doen, dat erg formeel zal doen, of moet ik het woord afstandelijk hier gebruiken? Ik vermoed dat ik, zonder het oordeel van de eigen docent al bij de hand, kritischer zal zijn, of misschien moet ik zeggen minder toegeeflijk, dan bij eigen leerlingen. En omdat het geen leerlingen zijn waarvan ik de werkwijze gewend ben zal het nakijken zeker niet vlotter gaan. Maar het werk moet natuurlijk van a tot z volgens de normen nagekeken worden. En natuurlijk ingevoerd in WOLF, want anders duurt het voor het CITO te lang om te beslissen welke N-termen moeten gaan gelden.
DAT HEEFT MISSCHIEN EEN ONBEDOELD NEVENEFFECT, INHERENT AAN
HET HUIDIGE NORMERINGSSYSTEEM: DIE EERSTE CORRECTIE ZAL “DUS” JUIST GEEN HOGERE
SCORES OP GAAN LEVEREN, MAAR MOGELIJK, MISSCHIEN OF ONGETWIJFELD LAGERE, WANT
ANDERS HAD DIE OMKERING GEEN ZIN EN NUT. DAT BETEKENT EVENTUEEL: HOGERE N-TERMEN!!!
Meer overleg.
De docent die het werk van z’n eigen leerlingen als tweede
gaat corrigeren zal dat nu zeker zo nauwgezet als nu, maar misschien nog weer
nauwgezetter, doen dan eerst om toch elk puntje dat een leerling zou toekomen
eruit te slepen, ook juist omdat die andere collega het werk van vreemde
leerlingen met andere ogen bekijkt, waaraan mogelijk het een en ander ontsnapt
wat een eigen docent wel meent te zien.
En daarna zal er ongetwijfeld meer dan nu overleg plaats
vinden, en zeker ook uitvoeriger, want de andere docent is nu veel meer,
leidender en bepalender, betrokken in het proces en zal zijn docentvaardige, vaktechnische
en tijdkostende investering daarin niet zo maar prijs geven aan de eigen docent
van de leerling, die het op zijn beurt voor zijn leerlingen zal opnemen.En of het uiteindelijk zal resulteren in betere examencorrectie? Kun je dat verwachten? Vast niet. Het blijven dezelfde docenten, die uiteindelijk toch op dezelfde wijze blijven nakijken en na verloop van tijd zich op de één of andere manier zullen “aanpassen” aan dit nieuwe systeem. Als er dan inderdaad tegen de huidige opzet van de examencorrectie bezwaren over de kwaliteit in te brengen zouden zijn dan is het alleen maar te verwachten dat diezelfde bezwaren in de toekomst weer de kop op zullen steken.
Wat zal blijven is dat de communis opinio over de correcties nog steeds zal zijn: soms slordig, niet volgens de normen en te streng nagekeken, maar regelmatig goed! Zo heb ik dat zelf ervaren en zo blijkt ook uit het VO-onderzoek.
Op basis waarvan?
Er is dus een onderzoek geweest van de VO-raad. Alleen voor
de vakken NE, BI, GS en TE. De vakken NE en GS zijn nogal talige vakken (ik
weet niet of daar ook nog gesloten vragen bij te pas komen), BI heeft ook een
exacte component en van TE weet ik te weinig.
Van mijn collega’s NE en GS kwamen me regelmatig de verhalen
ter ore van intensief overleg tussen 1e en 2e corrector
over en weer omdat het moeilijk bleek te zijn om de correctievoorschriften zonder
meer toe te passen op de antwoorden van de leerlingen. Dat lag dan niet alleen
aan het verschil in nakijken en toepassen van die voorschriften maar ook aan
onvolledigheid van die voorschriften zelf, iets wat bijna inherent is aan de
situatie bij deze vakken.In ieder geval, de andere exacte vakken NA, SK en de verschillende varianten wiskunde zijn niet in het verhaal betrokken. Het heeft allemaal nu wel een erg groot E&M/C&M-accent op die manier.
Exacte vakken hebben nu eenmaal een andere vraag- en antwoordvorm. Berekeningen en getallen kijken anders na dan een tekst, een betoog, een antwoord op een vraag als “Noem twee aspecten…”.
Dat lijkt me op zich al een behoorlijke tekortkoming aan het onderzoek en dat levert dus geen valide grond om een wijziging in de correctievolgorde aan te brengen. Althans zeker niet voor elk vak.
Een diepgaande analyse van de verschillende vormen waarin het examen afgenomen wordt, de wijze waarop de antwoorden geformuleerd worden, de vorm waarin de correctievoorschriften gegoten zijn en toegepast moeten worden en de invloed die dat heeft op de wijze waarop de eerste en de mate waarin tweede correctie worden uitgevoerd vraagt meer onderzoek dan dit VO verhaal.
Wel is duidelijk, ook in dit beperkte onderzoekje, dat de factor tijd een belangrijke rol speelt, slechts een derde van de betrokkenen vond dat de tijd voldoende was. Maar daar worden geen consequenties uit getrokken. In tegendeel, Sander Dekker deed dat met een vrolijke lach af als onzin.
Het lijkt mij een besluit dat nogal voor de Bühne bedoeld is, wat niet verwonderlijk is als een PVV-kamerlid expliciet wordt genoemd bij de aankondiging ervan.
Advies VO-raad: http://www.vo-raad.nl/userfiles/bestanden/Centraal%20eindexamen/Rapportage-pilot-tweede-correctie.pdf
Reactie NVvW: https://www.nvvw.nl/20565/nvvw-reactie-tweede-correctie-20150419
Mooie aanvulling: "In Vlaanderen vertrouwen we de leraar":
Mooie aanvulling: "In Vlaanderen vertrouwen we de leraar":