Mijn reactie op de column van Karin den Heijer in de NRC over het samenstellen van examens.
Karin den Heijer heeft het o.a. over het examen wiskunde.
Bij de vakken wiskunde A en C dienen de leerlingen zich inderdaad door lappen
tekst heen te werken voor ze zich een beeld zouden kunnen vormen van wat nu
eigenlijk de vraag is, maar bij wiskunde B, het laatste VWO-examen kom ik
eigenlijk maar één onderdeel (Sheffield Winter Garden) tegen waar de opgave in
de (con-)tekst wordt ge- ofwel verstopt. Je kunt je afvragen waarom dat nodig
is en of de vraagstelling op zich ook sec geformuleerd had kunnen worden,
misschien zelfs met de mogelijkheid om er een exact antwoord op te geven. Wat
vinden bijvoorbeeld die hoogleraren en docenten HBO of VO daar nou van?
Karin’s voorstel is om de examens door te laten rekenen door
hoogleraren, nadat de toetsenmakers, niet alleen VO-docenten, maar ook docenten
die lesgeven in het eerste jaar van het MBO, HBO en WO het hebben opgesteld. Dat
lijkt me enerzijds een goed en constructief idee, maar aan de andere kant zie
ik een paar haken en ogen, als je ze zo noemen wilt.
Ik denk dat de docenten uit het vervolgonderwijs niet alleen
graag mee willen praten en denken over de inhoud van het examen maar misschien
nog liever over de inhoud van het curriculum. Op dat punt leven er veel wensen,
omdat het huidige curriculum volgens een aantal vervolgopleidingen niet goed
aansluit en dus (veel) te wensen over laat. Dit ondanks het Ctwo-project waarbij
gestreefd werd naar inspraak van die vervolgopleidingen.
Maar vermoedelijk zal, als die wensen ten aanzien van het
curriculum ter tafel komen, er een veelheid en verscheidenheid aan verlangens
genoemd worden die moeilijk in een bondig curriculum optimaal kunnen worden
verenigd, omdat die vervolgopleidingen nogal zeer divers zijn. Eigenlijk laat
dat Ctwo-project, net als elke curriculum-wijziging in het verleden, al zien
dat elke poging weer tot nieuwe kritiek en verlangens leidt.
En gaat het niet alleen over de inhoud van het examen maar ook
over het curriculum dan spelen, ondanks het feit dat Karin bij het opstellen
van de examens didactici en onderwijskundigen wil uitsluiten, juist ook
onderwijskundige en didactische aspecten een voorname rol, domweg omdat
docenten zelf nu eenmaal vanuit hun beroep en opleiding, hun expertise en
ervaring, daarmee “besmet” zijn. En op
dit punt is er ook de nodige verscheidenheid, zo niet vel tegenstelling.
Je kunt deze kennelijke obstakels constateren en het erbij
laten, maar ik steun toch Karin de Heijer’s voorstel, want als je er niet aan
begint dan verandert er niets. Maar het zal altijd leiden tot compromissen. Hopelijk zijn die beter dan de huidige vormen van examinering.
Karin den Heijer noemt ook de al te taligheid van het examen
biologie en dat het examen Nederlands geen Nederlands toetst. Er zijn
natuurlijk veel meer vakken en het lijkt me zinvol om de discussie over de
voorgestelde opzet te verbreden naar alle vakken. Is het voorstel zinvol, is het mogelijk, kan de
eventuele kritiek op de huidige examens er adequaat mee opgelost worden? Wat
willen we precies toetsen en hoe willen we dat? En wie zijn wij, dat we iets
kunnen veranderen?