Kanttekeningen
bij “Kinderen, op school
gevangen in ons verleden “ door Maurice
de Hond, ook te vinden op http://www.volkskrant.nl/opinie/er-moet-stevig-gewied-worden-in-onderwijscurriculum~a4234143/
Onder deze wat gechargeerde titels ontvouwt Maurice de Hond in het licht van Onderwijs2032 zijn visie op de toekomst van het onderwijs, een pleidooi om eens kritisch te kijken naar de waarde die we hechten aan schijnbaar onwrikbare elementen in het curriculum, en probeert hij af te rekenen met de kritiek die op zijn ideeën bestaat.
Maurice onderscheidt leren “just in case”: kennis opdoen die je veelal niet meer nodig hebt zoals nu volgens hem gebeurt en leren “just in time”: kennis die je, dank zij toerusting om kennis en vaardigheden te verwerven met de technologie die nu beschikbaar is, opdoet op het moment dat die te pas komt. Het gaat minder om de kennis die je hebt, het gaat er meer om wat je met informatie kunt doen.
Het doet me denken aan het pakken van je koffers als je op vakantie gaat. Neem je regenkleding, een warme trui, paracetamol, spelletjes en een boek mee, “just in case”, of pak je alleen de meest noodzakelijke toiletartikelen en een verschoning in om ter plekke “just in time” eventueel die dingen aan te schaffen die je op het moment zelf nodig zou kunnen hebben, vertrouwend op je creditcard en de middenstand ter plaatse. Wat mij betreft: ik neem meestal veel meer mee dan ik nodig heb, met het prettige gevolg dat ik tijdens de vakantie ruim te kiezen heb zonder me zorgen hoeven te maken hoe er eventueel alsnog aan te komen.
Tweets over rekenen
met wortels.
Maurice
de Hond kreeg ondertussen ook veel reacties op zijn tweets over het berekenen
van wortels:
“Waarom
zouden zoveel leerlingen rekenen met wortels moeten leren? Tijd kan beter
besteed worden aan leren programmeren”.
“Het
gaat om begrip, niet om berekenen. Vroeger moest je het berekenen leren, want
er was geen apparaat”.
“Ik
vind het voldoende als leerlingen begrijpen dat 7 de wortel van 49 is. De rest
is overbodige ballast voor 95% van ons allen”.
(Er
werd terecht gewezen op het feit dat in de wiskundeles wordt gerekend met
wortels (en niet zozeer het berekenen van wortels) omdat dit later bij het
hanteren van abstracte wortelvormen gewoon nodig is).
Hij
heeft vervolgens bovengenoemde blog geschreven om zijn punt, oude kennis die
niet meer van nut is te vervangen door nieuwe kennis, verder uit te werken.
Ik
loop een aantal opmerkingen in de blog van Maurice de Hond langs en geef mijn
commentaar.
-
De beperking van 1000
schooluren per jaar dwingt ons keuzes te maken in het onderwijsaanbod; je kunt
een uur maar één keer besteden.
Die
tijdsdwang heeft er al altijd bestaan sinds school en onderwijs bestaan en er
is steeds sprake geweest van keuzes. Die dwang is legitiem, het maken van die
keuzes is niet nieuw maar blijft opportuun, hoewel ze niet eenduidig en voor de
hand liggend zijn en vanuit slechts één visie op onderwijs in te vullen
-
Maar zelden hoor ik
wat er kan vervallen. Als we echter niets uit het lesaanbod schrappen, ontstaat
er ook geen ruimte voor iets nieuws.
Misschien
moet dan de geschiedenis van het onderwijs eens goed bestudeerd worden: een
voorbeeld: vroeger ging op de Latijnse school alles in het Latijn, een taal die
een leerling, elke leerling, dus eerst moest leren. Op straat deed je er niet veel mee.
Bekijk
het rekenonderwijs van vroegere tijden en vergelijk wat er nu nog van over is
en aan veranderd is. Ook het vak Nederlands is in het VO nogal van vorm en
inhoud veranderd, daargelaten of het een verbetering was.
Vergelijk
ook bijvoorbeeld het aantal uren dat er vóór de Mammoet aan wiskunde besteed
werd in het voortgezet onderwijs, wat er nu nog van over is en welke
onderwerpen, ook nadien alweer, verdwenen zijn dan wel toegevoegd.
En
geen nieuwe vakken? Ik zie een groot verschil in vakken op mijn rapportlijstjes
van de HBS uit begin jaren 60 en de huidige vakkenlijstjes. Cosmografie,
staatsinrichting, handelsrekenen, rechtlijnig tekenen tegenover m&o, nlt,
ckv, wiskunde A en C, en daarnaast zaken als po, pws (mèt digitale
presentaties). Er is steeds geschrapt en toegevoegd. Over de keuzes kun je
discussiëren, het feit ligt er.
-
Inmiddels hebben we de
grootste revolutie meegemaakt op het gebied van kennis en vaardigheden sinds de
introductie van het gedrukte boek
De
introductie en verspreiding van het boek was op zichzelf al een enorme
informatierevolutie, die de wereld deed overgaan in een nieuw tijdperk.
Sindsdien zijn kennis en wetenschap en de verspreiding daarvan enorm vooruit
gegaan. Alleen, de beschikbaarheid van deze kennismiddelen was niet in die
vergaande mate gedemocratiseerd zoals nu, maar in vele gevallen slechts
voorbehouden aan een kleine schare. Bovendien bestond de maatschappelijke
behoefte toen niet om die kennis te spreiden of te differentiëren, anders dan
dat het toen gebeurde, maar daar is langzaam maar zeker verandering in gekomen.
-
Toen de
informatierevolutie nog niet had plaatsgevonden, was het als volwassene veel
moeilijker om de voor jou relevante informatie te vinden en veel minder
gebruikelijk om nieuwe vaardigheden op te doen.
Wat
is in deze “voor jou relevante informatie”? Die was te vinden en verkrijgen in
de relatie ouder-kind, meester-gezel, priester-leek, boer-knecht, en op hoger
niveau docent-leerling, professor-student etc. Het opdoen van nieuwe
vaardigheden zal altijd voor iedereen nodig, en mogelijk, zijn geweest om zich
te handhaven en ontwikkelen en is in de loop der eeuwen altijd doorgegaan. Het
was de klassenmaatschappij die belette dat de informatierevolutie die het boek
met zich meebracht voor iedereen in elke mate beschikbaar was. “Just in
case” was niet aan de orde, tot de twintigste eeuw leerde je dat wat je nodig
had om verder te kunnen, maar sindsdien is het onderwijs dusdanig
gedemocratiseerd, toegankelijk geworden en in omvang en organisatie toegenomen het
“just in case”-principe tot op een bepaald niveau noodzakelijk werd.
-
Door de
informatierevolutie is het onzinnig om ‘just in case’ te leren. We moeten
kinderen nu de vaardigheden leren die ze nodig hebben om problemen die ze
tegenkomen op te lossen, vaak met behulp van digitale bronnen.
“Vaardigheden
leren om problemen op te lossen die ze tegenkomen”, daar zit hem het probleem,
want wie komt waar welke vaardigheden tegen? Welke problemen komt wie waar
tegen? “We moeten veel ruimte geven voor creativiteit, kritisch denken, leren
leren, burgerschap”, maar omdat al die zaken niet voor iedereen in alle
situaties op dezelfde wijze zullen spelen zal er toch een gemeenschappelijk
leertraject nodig zijn, voordat ieder op zijn gebied het daarvoor specifiek geleerde
kan gaan toepassen en gebruiken.
Gaat
het hier om een grootste gemene deler van de basis- en feitenkennis? Dus zo
weinig mogelijk gemeenschappelijke kennis opdoen en daarna zo veel mogelijk
differentiatie in kennis en vaardigheid aan te kunnen? Of gaat het om een
kleinste gemene veelvoud van basis- en feitenkennis, een gemeenschappelijke
basis waarop we elkaar en de hele maatschappij kunnen blijven verstaan en
aanspreken en samen vanuit verschillende disciplines problemen kunnen aanpakken
zonder dat we in bij de ander onbekende specifieke kennis verzanden?
Aan
de andere kant, ook wat betreft de organisatie van het onderwijs, en daarmee
betaalbaarheid en bemanning, vraagt het om een nauwkeurige vaststelling wat wel
voor iedereen in het curriculum moet worden gestopt, en wat specifiek voor de
vervolgopleidingen blijft liggen. Al te veel differentiatie en al te weinig
basiskennis kan wel eens vervelende gevolgen hebben wat dat betreft.
-
De vraag is echter wel
over wélke kennis of vaardigheden je nu zou moeten beschikken.
Die
vraag is duidelijk, maar er zijn vanuit verschillende disciplines en visies
meerdere antwoorden mogelijk. Hij kan vanuit vele invalshoeken beantwoord worden. Ik heb niet
het vermoeden dat er een eenduidig en absoluut antwoord op mogelijk is. Er zal,
zoals altijd in het onderwijs al het geval is geweest, sprake moeten zijn van
een consensus. Die consensus heeft zich steeds, soms of vaak, aangepast aan de
“eisen des tijds” want er kan misschien toch wel gesteld worden, dat het
onderwijs in dit opzicht vaak als conservatief geduid kan worden.
Dat
wil zeggen, er is altijd ook progressief onderwijs geweest, experimenteel
onderwijs, vernieuwende onderwijs ideeën. Voor zover het toepasbaar was, rendement bleek te hebben en succes opleverde, raakte het vaak geïntegreerd in het gewone
onderwijs. Laat dat zo blijven, maar verklaar die nieuwe vormen niet
meteen tot norm.
Andere kennis en
vaardigheden?
Dat
we andere kennis en vaardigheden nodig hebben dan vroeger, en trouwens ook al
onderwijzen, lijkt me een open deur, maar de ene trapt die wat harder in dan de
ander. Dat er kennis en vaardigheden zijn die niet meer van belang zijn nu, dat
kan ik ook onderschrijven, maar zoals eerder genoemd, dit is een deels
zelfreinigend proces dat het onderwijs in de loop der eeuwen altijd al heeft
gekenmerkt, al heeft het hierin zeker niet altijd voorop gelopen. Er zijn
altijd innovaties geweest, al lijkt het nu exponentieel toe te nemen.
Aap-noot-mies, het telraam, lei-en-griffel, ik noem maar een paar voorbije “technologieën”.
En
dat je na je schooltijd in deze tijd van de (tweede) informatierevolutie
gemakkelijker (en zeker ànders) nieuwe kennis en vaardigheden eigen kan maken
is waar, maar in zoverre niet verschillend van de tijd die eraan vooraf ging.
Tenminste, wat betreft de mogelijkheden en het kunnen verwerven, misschien niet
wat betreft het gemak waarmee. Ik denk aan avondstudie, het LOI en het PBNA,
bedrijfscursussen en dergelijke. Enkele generaties voor ons hebben zich zo opgewerkt.
Het
verwerven van die nieuwe kennis en vaardigheid na schooltijd met de oude, papieren,
technologieën vroeg er net zo goed om, om verwervingstoerusting met de technologie
die toen beschikbaar was. En dat is op uitgebreide schaal gebeurd in de laatste
halve eeuw, en daarvoor. Alleen de schaal waarop was verschillend. En dankzij al
aanwezige “just in case” kennis kon menigeen zijn kennis en vaardigheden
aanvullen en alsnog een wissel nemen in zijn carrière.
Nieuwe technologieën.
Ik
ben er een voorstander van om kinderen toe te rusten met kennis en vaardigheid
rond de nieuwe technologieën, zeker in technische zin. Maar juist voor het
vinden van creatieve oplossingen voor de uitdagingen waarvoor ze gesteld zullen
worden (en welke dat zijn weten ze vooraf niet!) is het bepaald nodig dat er
een flink repertoire aan brede basiskennis en algemene feitenkennis aanwezig is
om aan te kunnen refereren. Maar niet alleen om zelf aan zulke kennis te
refereren, maar ook met elkaar over die kennis in de breedte te kunnen
communiceren en ermee aan de slag te gaan. Daarom lijkt het me een hele goede
zaak, dat er voldoende onderwerpen en vakken in het onderwijs gehandhaafd
blijven, “just in case” ze later te pas komen, en dat ze dan niet “juist in time”
achteraf nog eens opgeduikeld, doorgrond, in hun context geplaatst, geleerd en
toegepast moeten worden, want dat is dan “a waste of time”, extra tijd, want op
latere leeftijd leert het minder gemakkelijk dan als je nog jong bent.
-
Waarom besteden we op
school nog veel tijd aan mooi met schrijfletters schrijven en niet om met tien
vingers blind te leren typen?
Hier
komt iets om de hoek kijken dat te maken heeft met kunst en cultuur, een thema
dat eigenlijk niet aan de orde komt, verder. Teken- en schilderles,
kunstbeschouwing, literatuur, handvaardigheid, beeldende vorming, sport en
spel, je kunt het toch allemaal googelen? Of later in je vrije tijd doen? Nee!
Laat ze hun plaats in het onderwijs absoluut houden! Onderwijs is meer dan
feiten en vaardigheid, het is ook vorming. Een mens is meer dan een vat vol
kennis.
Overigens,
mooi met schrijfletters schrijven? Kroontjespen, dubbele lijntjes, de methode “Eerst
duidelijk en dan snel” en zo’n wandbord met sierlijke voorbeeldletters, bestaat
dat nog en zo ja, hoeveel tijd neemt het nu dan in beslag?
-
Vroeger werden er
staartdelingen geleerd, omdat er geen rekenmachines waren en dat de enige
manier was om het antwoord te vinden. Maar waarom doen we het nu nog?
Het
leren van een staartdeling als onderdeel van het rekenen is niet alleen een
kwestie van “het antwoord vinden”, maar ook een zaak van leren werken in een
structuur, gevoel krijgen voor getallenstructuren, het idee wat cijfers en
getallen eigenlijk voorstellen en het overweg kunnen met een doelgericht
algoritme. Ik kan me niet voorstellen dat in de wereld van die nieuwe
technologieën het getalbegrip en inzicht in rekenprocessen en –algoritmen geen
rol meer spelen. Niet dat die staartdeling alleen maar als dood algoritmisch
kunstje maar braaf moet kunnen worden nagedaan, er zijn tegenwoordig ook andere
benaderingen voor, die proberen meer inzichtelijk duidelijk te maken wat er bij
een deling met getallen gebeurt (en die bij mijn vmbo-bijles-leerling zeer
effectief blijken te werken). Begrip en inzicht krijgen steeds meer een plaats
naast alleen maar sommetjes stampen om het proces te beheersen en alleen het
antwoord te vinden.
-
En leren we niet of
nauwelijks om met Excel te werken? Waarom leren we nog steeds Grieks en Latijn
op het Gymnasium en niet wat ondernemen is? En waarom besteden we zoveel tijd
aan wiskunde en is er amper tijd voor algoritmes en programmeren?
Dit
lijken mij vragen die op hetzelfde niveau staan als de drogredenen die genoemd
worden om maar niet te hoeven veranderen. Niet of nauwelijks met Excel leren
werken? Echt? Welke scholen? Aan de andere kant, is (al te veel) Excel dan niet
ook zoiets als “just in case” of halen we daar voor alleman en iedereen de 21ste
eeuw juist mee binnen? En de tegenstelling Grieks/Latijn versus ondernemen?
Hoeveel leerlingen gaan eigenlijk naar het gymnasium? En waarom kiezen ze dat?
Ooit wel eens van een businessschool gehoord? Of van een technasium? En wordt
er nu werkelijk zoveel tijd besteed aan wiskunde? Welke wiskunde en wat is
daarvan overbodig? En waarom wordt er door zoveel vervolgopleidingen eigenlijk
zoveel prijs gesteld op wiskunde in het pakket?
Ten
slotte, juist bij wiskunde heeft men het over algoritmen, terwijl ik
programmeren meer als een specifieke vaardigheid beschouw die dus valt onder “just
in case”. Ik heb het op de universiteit “just in time” geleerd.
-
Je kunt er het
klassieke generatieconflict in herkennen: de oudere generatie zich niet kan of
wil inleven in het nieuwe leven van de jonge generatie. Maar bedenk wel: zolang
we het oude op scholen blijven doen is er geen of weinig ruimte voor het
nieuwe.
Toen
ik onlangs als gepensioneerde op mijn “oude” school was voor een
oud-medewerkersmiddag, viel me op hoeveel (erg) jonge collega’s (onder de
veertig) er ondertussen bij waren gekomen en dus het nieuwe leven van de jonge
generatie wel degelijk zijn intrede had gedaan in die “oude” school. De school
werd verbouwd, allerlei nieuwe technologieën en infrastructuren werden
ingebouwd: ruimte voor het nieuwe.
Maar
wat dan dat nieuwe precies moet inhouden? . Daar zal de discussie nog wel even over doorgaan. BON, 21th
century skills, onderwijs2032, iPad scholen, iedereen heeft zo z’n eigen
ideeën, wensen, eisen, verlangens. En menig school voor voortgezet onderwijs
zoekt daartussendoor zijn eigen weg naar vernieuwingen. Het archaïsche beeld dat Maurice de Hond hier en daar oproept is in ieder geval in de meeste gevallen niet terecht.
Het zijn vooral de experts op het gebied van onderwijs die hieraan
kunnen en zullen bouwen, de docenten zelf. Jammer eigenlijk dat ik er zelf geen
deel meer van uitmaak.
Ik verwijs ook nog graag naar de volgende reactie op de visie
van Maurice de Hond http://www.volkskrant.nl/opinie/scholier-weet-helemaal-niet-wat-goed-voor-hem-is~a4236418/
Dit als reactie op de stelling; “Ze werken vanuit hun
intrinsieke motivatie en niet vanuit een plicht die ze vanuit de overheid via
de leerkrachten wordt opgelegd.”
En ook deze: https://twitter.com/FransvHaandel/status/695133692751147009
als het gaat om het nut van het leren van wiskunde en rekenen.
Een interessante en –gelukkig- inhoudelijke reactie op mijn stuk in De Volkskrant (dat helaas, wegens de beperking van 800 woorden, in delen kort door de bocht moest zijn).
BeantwoordenVerwijderenInderdaad betreft het op de diverse punten vooral de keuzes die gemaakt worden en het oordeel over het tempo van de veranderingen. En daarin verschillen we van mening.
En dat is te herleiden tot ons verschil in inschatting van twee cruciale componenten.
Ik vind dat we de afgelopen 20 jaar de grootste verandering uit de geschiedenis hebben doorgemaakt in de relatie van mensen tot informatie, kennis en vaardigheden uit de geschiedenis. Internet, mobiele apparatuur, google, Wikipedia, sociale media, YouTube, etc. etc En daarbij is de snelheid van die verandering en de impact ervan ongekend. Het is gebeurd binnen een kwart van een gemiddeld mensenleven.
De jeugd die de laatste 10 jaar is opgegroeid doet dat in een wereld die ingrijpend verschilt van die van 20 jaar eerder. Dat heeft op veel manieren een sterk effect op wie ze zijn en worden en hoe ze zijn. Maar ook verschilt de wereld waarin ze zullen terechtkomen ingrijpend van de wereld waarin hun ouders na hun schooltijd in terecht zijn gekomen. Het onderwijs dient dat te adresseren.
En het tweede punt is dat ik op nogal wat scholen in binnen- en buitenland ben geweest en ja, het is anders dan 50 jaar geleden, maar –en ik kan uit ervaring spreken met kinderen die in de jaren tachtig en negentig naar school zijn geweest- het verschilt niet zo veel van de school van 25 jaar geleden. Er wordt wel meer van computers gebruik gemaakt, maar het curriculum en de organisatievorm is weinig veranderd.
Daarnaast heb ik in verschillende configuraties met leerlingen uit het VO-onderwijs gesproken en daar viel mij op dat ik in hoofdlijnen hetzelfde commentaar hoorde over hun onderwijs, wat ik in mijn artikel omschrijf. Te herleiden tot de toenemende discrepantie tussen het leven buiten school en in school op het terrein van informatie, kennis en vaardigheden.
Ik kwam recentelijk een artikel tegen, waarin ik veel las, van hetgeen ik in die gesprekken hoorde. http://singularityhub.com/2015/11/17/6-tips-on-the-future-of-education-from-singularity-youth/
Als we het tempo waarin het onderwijs verandert niet aanzienlijk kunnen versnellen dan wordt het voor onze jeugd steeds irrelevanter met alle gevolgen van dien, zowel op school als in de samenleving.