Gepensioneerd en toch nog tijd om te bloggen.

Een aanvulling op twitter-account @eskorthof en dan met meer dan 140 tekens.

vrijdag 22 juli 2016

Opmerkingen bij het Onderwijs2032-debat.


Opmerkingen bij het Onderwijs2032-debat.

DOEL

“Het doel (van de maatschappelijke dialoog over de inhoud van het onderwijs die is gevoerd door het Platform Onderwijs2032) was te komen tot een visie op de kennis en de vaardigheden die leerlingen moeten opdoen met het oog op (toekomstige) ontwikkelingen in de samenleving”.
Voor je over een visie op en een uitwerking van het hier omschreven doel van Onderwijs2032 wilt discussiëren, of die visie en uitwerking überhaupt wilt accepteren als uitgangspunt voor de discussie, zal er eerst klaarheid moeten zijn over de vraag of dit doel inderdaad klopt, zo geformuleerd kan en nagestreefd moet worden. Is die visie expliciet nodig? En als die vraag positief beantwoord is, dan is de vervolgvraag welke visie in dit verband het meest opportuun is, die van het advies Onderwijs2032 of welke andere ook. In sommige kritieken zie je geen andere visie terug en in veel discussies over Onderwijs2032 gaat het al snel over het advies zelf, maar niet over welk doel of welke visie ook terwijl het voor een goed verstaan van elkaar toch nodig is om enige consensus te hebben over de uitgangspunten.
Overigens onderschrijf ik het doel van Onderwijs2032: de maatschappij, de technologie verandert: het onderwijs kan daarbij niet achterblijven. Dat roept vagen op: hoe?

KOERS

"Het is duidelijk dat er een nieuwe koers in het onderwijs nodig is om leerlingen die nu voor het eerst naar school gaan de kennis en de vaardigheden mee te geven die ze nodig hebben wanneer ze in 2032 aan hun volwassen en werkende leven beginnen”.
Als je de discussie naar aanleiding van het advies Onderwijs2032 volgt dan blijk er heel verschillend gedacht te worden over de veronderstelling dat er een nieuwe koers nodig is. Maar als er dan geen nieuwe koers nodig is dan is de vraag wel welke kennis en vaardigheden leerlingen meekrijgen die ze straks nodig hebben en hoe die in de huidige curricula ingepast worden. Dat vraagt op zich weer om het in kaart brengen van zulke kennis en vaardigheden, iets waar het Platform Ons Onderwijs 2032 druk mee bezig geweest is maar wat blijkbaar niet geleid heeft tot een inventarisatie die op instemming of herkenning van iedereen kon rekenen.
Wat mij betreft slaat Onderwijs2032 op een aantal punten in dit opzicht de plank mis en komt tot conclusies die haaks staan op het vigerende onderwijs, alsook weinig draagvlak vinden in dat onderwijs. Alleen: de rol van ICT is een aspect dat wel de aandacht vraagt.

CURRICULUMVERNIEUWING

“Curriculumvernieuwing komt niet van de grond zolang de manier van toetsen en examineren niet wordt aangepast. Toetsen en examens moeten de gewenste onderwijsinhoud weerspiegelen. Toekomstgericht onderwijs heeft zowel aandacht voor meetbare als ‘merkbare’ leeropbrengsten.
Toekomstgericht onderwijs is evenmin mogelijk wanneer niet aan bepaalde condities wordt voldaan: investeren in de professionele ontwikkeling van leraren, eigentijdse lerarenopleidingen, samenwerking tussen alle onderwijspartijen en een goede digitale infrastructuur”.
Het is misschien een flauwe opmerking, maar onderwijs is per definitie toekomstgericht. Alleen is het eveneens per definitie dat het (meeste) onderwijs in deze eerder een trendvolger dan een pionier geweest, ook al omdat de toekomst niet te voorspellen is en enig conservatisme in het onderwijs daarom niet vreemd is. Maar nooit is een nieuwe technische of maatschappelijke ontwikkeling aan het onderwijs voorbij gegaan, al heeft de implementatie soms wat langer geduurd dan de andere en is niet elke vernieuwing een verbetering geweest, dan wel achterhaald geworden door nieuwere inzichten. De inhoud van het wiskundeonderwijs en de eisen die techniek en maatschappij daaraan stelden is een voorbeeld. Dat is een voortdurend heen-en-weer geweest in de 20ste eeuw.
Een mooi voorbeeld van vernieuwing door nieuwe technische mogelijkheden en materiele beschikbaarheid en de consequenties ervan vind ik de overstap van lei en griffel naar pen en papier. Probeer maar eens te bedenken welke implicaties dat allemaal gehad heeft. Overtrekken, natekenen en -schrijven, invullen, schriften met allerlei soorten liniering, werkschriften, poëziealbums, dictaten, vul maar in, tot aan het toetsen en examineren toe. De leitjes van opa zijn zwart, de schriftjes van de lagere school kun je nog inkijken, Dit heeft ook zonder meer geleid tot curriculumvernieuwing.
De inhoud van een vak veranderen vraagt om zowel de kennis en het inzicht van de docenten die het vak geven en de adviezen, wensen en ideeën van vervolgopleidingen, maatschappijen en bedrijfsleven. Alleen, in het verleden heeft dat (bij wiskunde) tot niet voor iedereen acceptabele uitkomsten en compromissen geleid. Ik vermoed dat wat dit betreft het sleutelen blijft.

VAKKENNIS

Professionele ontwikkelingen van leraren en eigentijdse lerarenopleidingen zullen borg moeten staan voor vakkennis. Die vakkennis zal zowel het specifieke leraarsvak, dus didactiek, pedagogiek en wellicht ook psychologie, moeten betreffen, als kennis van het vak dat de leraar onderwijst. Dat zijn condities waaraan zonder meer en vooraf voldaan moet zijn wil er ook een vervolgstap gezet kunnen worden in de richting van wel doel, welke visie, welke curriculumvernieuwing dan ook. Dit aspect verdient in de discussie naar aanleiding van Onderwijs2032 de grootste aandacht.
In dit verband speelt ook een grote rol of de docent gezien wordt als aanbieder, overdrager, vastlegger, controleur van het proces en toetser van de kennis of dat hij meer beschouwd wordt als een begeleider van een proces waarin de leerling zich zelfstandig kennis en vaardigheid eigen maakt en de toetsing ook nog digitaal gebeurt.
Zeker in het eerste geval zijn kennis van het vak dat de leraar onderwijst en de didactiek van het onderwijzen van dat vak twee zaken die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en waarin de docent letterlijk meester dient te zijn.
Op dit punt weet ik te weinig om me echt in het debat te storten, maar dat de opleiding tot docent grondig geborgd moet zijn spreekt voor zich. Ik citeer Frans van Haandel:
"Daaraan moeten we hogere eisen stellen. Ik zou het prima vinden als we bekwaamheidstoetsen instellen voor iedereen die in het onderwijs werkt. Een 1e graads wiskundedocent moet bijvoorbeeld een toets op universitair niveau kunnen maken. Een 2e graads wiskundedocent zou
een toets op eindexamenniveau moeten kunnen maken".
In zijn blog https://onderwijzerblog.wordpress.com/2016/07/18/een-persoonlijk-perspectief-op-onderwijs2032-en-onderwijsvernieuwing/  slaat hij trouwens meer spijkers op de kop op een manier waar ik helemaal achter kan staan.

VAKKEN SAMENVOEGEN

Zodra er sprake gaat worden van vakken samenvoegen, leergebieden of vakoverstijgend onderwijs wordt het voor een docent wel een heel groot te behappen metier als hij zowel de vakkennis als de kennis van het leraarsvak ter zake onder de knie moet hebben, zeker als het gaat om kennisoverdracht.  Dat kan niet anders leiden dan tot verarming van het onderwijs, bekeken vanuit het principe dat een docent meer onderwijzer dan procesbegeleider is.
Maar ook op het punt van het opbouwen van kennis en vaardigheden lijkt het me haast een conditio sine qua non dat er eerst per vak een stevig fundament aan kennis en vaardigheid wordt gelegd voor er sprake kan en moet zijn van vakkenintegratie of vakoverstijgend onderwijs. Dat wil zeggen, bij die kennisopbouw binnen een vak kan er natuurlijk incidenteel, projectmatig, als middel met andere vakken samengewerkt worden, maar dat dient vooralsnog geen doel op zich te zijn.
Op dit punt is er in het VO geen aanleiding om zaken te veranderen. Die echte vakkenintegratie is een zaak voor vervolgopleidingen, als de basis aan kennis en vaardigheid inmiddels gelegd is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten