Reactie
op “Een persoonlijk perspectief…” van Frans van Haandel
Met genoegen heb ik de blog van Frans van Haandel naar aanleiding van Onderwijs 2032 en de blog die Dick van der Wateren naar aanleiding van ditzelfde onderwerp schreef.
Frans stelt veel aspecten van het advies Onderwijs2032 en de discussie daarover aan de orde en je wilt overal wel een instemmende of kritische kanttekening bij maken, maar dat gaat niet.
Laat ik voorop stellen dat die instemming de meeste passages betrof, vooral ook vanwege het feit dat na een kritische aanmerking of analyse altijd een gedachte, opinie of conclusie volgt over hoe het dan wel zou kunnen. Het meest spreken me nog de opmerkingen onder “Mijn probleem met het proces van Onderwijs2032” aan en eigenlijk is de reactie van Alderik Visser illustratief voor “de kwaliteit van het proces, de ‘inspraak’ etc.”, iets waarover ook ik al wel het nodige schreef.
Je zou haast willen dat dergelijke visies en reflecties op het advies Onderwijs2032 de basis gingen vormen van een congres waar in werkgroepen deelthema’s verder doorgesproken werden en tot aanbevelingen leiden, zodat op die manier een werkelijk zinvolle evaluatie plaatsvindt van het advies.
Ik beperk me in deze blog tot een paar “stellingen”uit de blog van Frans die me als (gepensioneerd, docent wiskunde) aanspraken:
“Het is niet nodig en
haalbaar dat iedereen een stevige wiskundeopleiding krijgt. Jaren geleden was
wiskunde geen verplicht vak in het vwo, dat is prima.”
Dat
is een stelling waarmee ik het met enige kanttekeningen wel mee eens kan zijn.
Hoewel er mensen zijn die beweren dat iedereen wiskunde kan leren betwijfel ik
op grond van mijn ervaring als docent wiskunde of dat zo is. En als dat zo is,
in welke mate dan? Het wiskundeonderwijs tot nu toe heeft in ieder geval, voor
zover het verplicht was tot en met een bepaald leerjaar, in veel gevallen niet
geleid tot een functionele wiskundige vaardigheid, ook zelfs als het een
examenvak was. Maar dat geldt voor meer vakken.
Een
stevige wiskundeopleiding, daar versta ik dan wiskunde B, zo mogelijk aangevuld
met wiskunde D, onder. Exacte studies zullen weer hogere eisen aan die stevigheid
stellen dan andere studies waar wiskunde een minder grote rol in speelt. Misschien
dat wiskunde D wat dat betreft het verschil kan maken. Maar zo’n stevig fundament hoeven vele
leerlingen niet te leggen.
Afschaffing
van de verplichting van een steviger of minder stevig wiskundevak, zoals in
C&M HAVO, waar wiskunde A1 als schoolexamen afgevoerd werd, is een optie,
maar dan is de vraag wat er eventueel voor in de plaats komt. Zijn de
basisvaardigheden wiskunde uit de onderbouw voldoende om te kunnen voldoen aan
de eisen en wensen van de toekomst en de vervolgopleidingen? Of blijft het toch
nodig om een aan wiskunde gerelateerd vak te blijven geven dat een functioneel
wiskundeanalfabetisme voorkomt en voorbereidt op behoeftes die er in de
toekomst of bij vervolgopleidingen bestaan?
Vroeger
op de HBS en in HAVO en VWO indertijd was wiskunde geen verplicht vak, maar de
wiskunde die in de onderbouw werd gegeven was zonder meer stevig te nomen en
was bepaald rijker dan wat er nu in die klassen gebeurt. Daar nam menige
leerling toch een aardige basis van mee.
“Afschaffen van de
verplichting is beter dan jezelf wijsmaken dat je met wiskunde C iedereen
wiskunde moet leren”.
Dat
is een stelling, waarover wel wat op te merken is. Juist zo’n vak als wiskunde
C, net als A1 voorheen, was qua inhoud zodanig dat er juist tegemoet gekomen
wordt en werd aan het feit dat niet iedereen wiskunde kan en moet leren, maar
er wel iets van af moet weten. Misschien had je zo’n vak niet “wiskunde” moeten
noemen, maar het is meer dan niets.
En
de wat denigrerende opmerking over de logica die nu in wiskunde C zit vind ik
wat misplaatst. Ook de andere (wiskunde)vakken bevatten onderdelen waarvan je
misschien kunt stellen dat ze maar beter achterwege kunnen blijven ten gunste
van een stevige cursus van dat onderdeel in de vervolgopleiding. Misschien blijft er dan niet veel meer over
in het VO. Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs staat ook voor (nog) hoger
algemeen vormend onderwijs, waar iemand, afgezien van zijn of haar
vervolgonderwijs, de maatschappij in gaat.
“De staartdeling
staat daar symbool voor”,
namelijk
voor de kritiek op het huidige rekenonderwijs in het PO. Ik heb er alleen
indirect ervaring mee, met de rekenvaardigheid waarmee mijn leerlingen in de
brugklas binnenkwamen, aangevuld kennis en ervaring van collega’s, familie en
kennissen die zelf in het PO werken. En ik denk terug aan hoe het in mijn tijd
op de lagere school was. Gemopper op het rekenniveau is van alle tijden, we
vulden de studie-uren in het eerste semester in de brugklas met stevige
rekenlessen om het niveau op te krikken, maar de oogst in de navolgende klassen
was bij een deel van de leerlingen mager. En ik kan me van de lagere school
herinneren, dat een aantal leerlingen maar bleef worstelen met dat rekenen,
inclusief staartdeling en breukrekenen.
Het
verhaal van Marjolein Zwik, om dat realistisch rekenen niet voor zoete koek te
slikken, heb ik bepaald meer gehoord. Overigens was ook ik een docent van
voordoen, uitleggen, oefenen en herhalen en niet het wiel dertig keer in een
klas te laten uitvinden, om daarna zelf de spaken alsnog aan te moeten brengen.
Met die leerpiramide heb ik nooit gewerkt. Wel heb ik ervaren, door de Tweede
fase gedwongen, dat er leerlingen zijn die volgens de ene methode beter leren
en weer andere volgens de andere. Er is geen algemeen panacee.
De
tendens in de huidige rekenmethodes van het PO is ook langzamerhand weer een
beetje zo, dat men voor traditionelere rekenvormen aandacht krijgt en naast
begrip en inzicht ook vaardigheid door oefening weer meer plaats krijgt.
Maar
om breukrekenen nu tot het summum van het rekenonderwijs te verheffen en de
staartdeling tot het symbool van het betere rekenonderwijs, ik word er soms wat
flauw van (maar heb er wel over nagedacht: http://aowiskunde.blogspot.nl/2013/11/kom-je-over-het-rekenen-dan-kom-je-over.html)
Ik vind het prima zaken om het een leerlingen uit te leggen en te leren, maar
verwacht niet dat ze later een kladje pakken om een staartdeling te maken, als
het ook op een voorhanden zijnde digitaal hulpmiddel kan. En breukrekenen, waar
is de praktijk? Iemand die het echt in z’n vervolgopleiding nodig heeft zal het
daar snel genoeg (weer) leren (als hij terecht op die vervolgopleiding zit).
Het
blijft de vraag of er met andere vormen van rekenonderwijs uiteindelijk een
groter rendement beklijft dan met de traditionele vormen (afgezien van de rekendidaktiek,
zoals met die piramide) en of uiteindelijk degenen ie echt moeten kunnen
rekenen in hun verdere opleiding of beroep dat uiteindelijk niet net zo vaardig
kunnen als vroeger. Caissières zijn van alle tijden, sublieme techniek- en wiskundestudenten
ook, die komen er wel.
Frans van Haandel heeft hierop gereageerd.
Zijn reactie staat in de volgende blog op deze website: http://aowiskunde.blogspot.nl/2016/08/reactie-op-reactie-van-frans-van-haandel.html
Zijn reactie staat in de volgende blog op deze website: http://aowiskunde.blogspot.nl/2016/08/reactie-op-reactie-van-frans-van-haandel.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten