Toen ik begin jaren 70 het VO instapte, waren er weinig
collega’s die “ongeschonden” de 40 dienstjaren volmaakten of de 65 haalden. De
meesten haalden de eindstreep met ziekt-uren of haakten voortijdig of. Er waren
nog geen ouderenregelingen. Later kwamen dan de DOP en VUT en zelf heb ik
dankbaar gebruik mogen maken van de BAPO.
Dat wil zeggen, de eerste15 maanden heb ik geen gebruik
gemaakt van de BAPO-uren waar ik recht op had, maar heb die opgespaard tot mijn
laatste dienstjaar, waardoor ik alvast een beetje kon wennen aan de FPU.
Het typische was dat ik ondanks de lesvermindering door de
BAPO nooit echt het gevoel kreeg minder te werken. Het werk kostte meer tijd, je
werkt “langzamer” en het werk per les nam ook steeds meer toe, het bijhouden
van mijn vakken de nieuwe technieken en didactieken in het onderwijs kostten
meer tijd en energie, zeker vanwege steeds grotere afstand die het vak en de
school nam van zoals het was toen ik begon, en het omgaan met de leerlingen
werd ook niet gemakkelijker door het toenemende leeftijds- en generatieverschil.
Maar ook, er bleef meer tijd over om binnen de school en
binnen de sectie ook eens bezig te zijn met andere zaken dan alleen voor de
klas staan en op die manier jaren kennis, ervaring en ideeën in te brengen. Ook
was er zo gelegenheid om jongere collega’s die hun weg nog moeten vinden van
dienst te zijn, en tevens van hen te leren op het gebied van
onderwijsvernieuwing.
Maar het belangrijkste was dat je niet door je werk
overspoeld werd en al te zeer gestresst raakte maar het bij kon blijven houden
en dat zo het arbeidsgenoegen in belangrijke mate bleef bestaan.
Aan de andere kant, behalve dat je als docent zo de kans
kreeg je tijd zo gezond en optimaal mogelijk uit te dienen, maakte je ook
plaats voor jongere collega’s, nieuwe instroom. Ze brachten nieuwe inzichten en
ideeën de sectie binnen, inspireerden de aanwezige collega’s in hun werk, zodat
voor vastroesten minder gelegenheid was, en andersom: de oudere collega’s op hun
beurt introduceerden en begeleidden de jonge collega’s in hun nieuwe
werkomgeving en hadden daar tijd voor.
Ik lees nu dat de BAPO afgeschaft zal gaan worden. Dat lijkt
me een ramp voor de oudere collega’s zeker nu deze steeds langer dan precies
tot hun 65e verjaardag moeten blijven werken, en dat in een steeds
sneller veranderende en vernieuwende werkomgeving. Dat zal ongetwijfeld weer
gaan leiden tot meer ziekteverzuim en toch vroegtijdig moeten afhaken. Dat zal
toch ook het nodige geld gaan kosten?
Het zal wel wat kosten, die BAPO, maar ik heb er behalve
uren ook een stukje salaris voor ingeleverd, ik betaalde er zelf aan mee.
Afgezien daarvan, er wordt minder plaats gemaakt voor
jongere collega’s, geleidelijke instroom en de mogelijkheid van begeleidende
overdracht van de oudere aan de jongere collega’s.
Het lijkt me niet ideaal dat een docent met een volledig
aantal uren, en een hoop ervaring, ineens wordt vervangen door een pas
afgestudeerde collega, die meteen zijn hele taak overneemt, maar niet meer kan
profiteren van de kennis en ervaring van zijn voorganger.
Er wordt steeds gesteld dat de komende jaren in snel tempo
een hele generatie oudere collega’s het onderwijs gaat verlaten, omdat de
geboortegolf van toen nu uit het docentencorps gaat wegebben. Het lijkt me dat
het afschaffen van de BAPO dit proces en de bijkomende braindrain alleen maar vervroegt
en versterkt.
Daarom is het me een raadsel waarom NVvW en FvOv de oude
BAPO-schoenen al op voorhand weggooit zonder dat er nieuwe passende schoenen voor een
goede seniorenregeling klaarstaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten