Gepensioneerd en toch nog tijd om te bloggen.

Een aanvulling op twitter-account @eskorthof en dan met meer dan 140 tekens.

vrijdag 24 oktober 2014

De leraar of de laptop? Samen of ieder voor zich?


iPads en interactie.

Steve Jobsscholen, iPad-klassen, laptops en computers, de ICT marcheert ruim de scholen binnen en vervangt steeds meer leerprocessen die voorheen door de leraar geïnitieerd werd. Daarmee ontstaat er ook steeds meer discussie of dit allemaal wel goed en verantwoord is.
Al die leerlingen die ieder voor zich achter hun plankje of zo zitten, digitaal hun leerstof individueel aangeboden krijgen, vervolgens die ook weer zelf digitaal verwerken, waarna het ook weer digitaal gecorrigeerd wordt met de nodige feedback, het lijkt allemaal zo mooi.
Maar ieder werkt zo op z’n eigen eilandje zonder zicht op wat een medeleerling aan goede en foute dingen doet of hoe de docent bij anderen ingrijpt. Van elkaar leren, is dat er dan nog bij? Het doet me een beetje denken aan het talenpracticum van de jaren zestig. Allemaal een koptelefoon op, wat een ander doet hoor je niet, alleen eendimensionaal verkeer tussen docent en leerling. Je kreeg niet horen hoe een ander de taal uitspreekt of hoe de docent eventueel corrigeert, je bent alleen met jezelf en je eigen fouten bezig. Dat geïsoleerde gedoe liep dus op niets uit.

Interactie via het bord.

Jarenlang heb ik met behulp van het bekende zwarte bord les gegeven, gebruik makend van krijtjes met diverse kleuren. Rijtjessommen werden aldus nagekeken: vier leerlingen zetten tegelijkertijd vier achtereenvolgende uitwerkingen van een opgave naast elkaar op het bord, terwijl de rest, na de nodige klassikale uitleg, alvast aan de volgende sommen begonnen.
Daarna werden de op het bord staande uitwerkingen klassikaal nagekeken. Een mooie groene krul als het helemaal goed was (en een plusje in mijn agenda) en als er wat aan mankeerde gingen we met z’n allen nakijken wat er dan fout was of waar een aanvulling of verbetering dienstbaar was.
De hele klas kon meedenken, goedkeuren of  fouten aanwijzen (“Wie heeft het ook zo?”), zien waar en welke fouten gemaakt konden worden, suggesties doen voor verbeteringen en ondertussen het eigen werk nakijken en eventueel zelf corrigeren. Dat werd dan op het bord met een rood krijtje gedaan.
(En: “Jongens, noteer de nummers van je fout gemaakte sommen en maak ze thuis nog een keer”)
In het klassengesprek werd zo gezocht naar de optimale oplossing, gekeken naar alternatieven en zo kon je leren van een ander z’n fouten.
En ondertussen: als je daar voor het bord stond met een krijtje in je hand en je had niets in je schrift staan, dan stond je er gekleurd op! Natuurlijk, als je je beurt aan zag komen dan leende je in de pauze het schrift van een nerd en schreef je de sommen snel over, maar dat soort leerlingen sneed zich bij herhaald toepassen van deze vluchtweg uiteindelijk vaak behoorlijk in de vingers als het op een overhoring of repetitie aankwam.

Samen of ieder voor zich?

Ook bij uitleg en het geven van voorbeelden was het klassengesprek een vaststaand middel om samen een doel te bereiken. De docent hield op al deze manieren controle op het leerproces en op de vorderingen van de individuele leerling. Zo maakten we samen het wiel rond.
Tegenwoordig lijkt het er meer op dat elke leerling geholpen door digitale aanwijzingen zelf het wiel moet gaan zitten uitvinden en is er door gebrek aan klassikale interactie geen mogelijkheid meer om te leren van fouten van een ander. Je zult ze eerst zelf moeten maken voor dat je ze afgeleerd krijgt door je plankje. Maar als dat pas op de toets is, is het te laat.

De docent als waarnemer.

En de docent, die vroeger via het laten maken van sommen op het bord, maar ook via de klassikale communicatie, het controleren van huiswerk, het nakijken van overhoringen en repetities en gewoon rondkijken in de klas een beeld kreeg van hoe een leerling werkte, hoe ijverig hij was, wat hij allemaal wel en niet klaar kreeg en kon, hoe krijgt hij tegenwoordig die informatie?
Al die digitale mogelijkheden houden keurig de vorderingen bij van de leerlingen, zijn tempo, zijn prestaties, zin niveau en wat er allemaal maar te meten is. Een druk op de knop en alles is duidelijk en kan verwerkt worden. Je bent geloof ik tegenwoordig drukker met het administreren en verwerken van die gegevens dan met het zelf waarnemen.
Toch zou ik liever kiezen voor (ook) analoge informatieverzameling over de leerling, zijn orde, netheid, regelmaat, ijver, attitude, zijn fouten en zijn positieve prestaties, zijn persoonlijkheid. Het beeld dat een leerling van vlees en bloed zo oplevert lijkt me van net zo veel of meer waarde dan al die digitale informatie die het (louter) werken met tablets of laptops oplevert.
Ik vraag me overigens hierbij ook af of met de groei van het louter digitale onderwijs op een gegeven moment niet een generatie zal ontstaan die niet meer om kan gaan met potlood, pen en papier, of zelfs niet meer zal weten wat dat is. Net zoals de e-readers het boek langzaam maar zeker verjagen naar het museale domein van de lei en griffel, kroontjespen en schoolplaten.

Leren gaat niet zonder leraar.

In Trouw van 22 oktober schreef Henk van Ommen, rector ban het Baarnsch Lyceum dat leren niet zonder leraar gaat. Onderwijs gaat over interactie tussen docent en leerling. In die interactie gebeurt het. “Geen prestatie zonder interactie”, zoals hij prof. L. Stevens citeert.
Ook collega van Ommen erkent dat digitalisering hele goede diensten kan bewijzen, omdat er veel meer en gevarieerde vormen van content kunnen worden ontsloten  en bijvoorbeeld de mogelijkheid van het toepassen van maatwerk voor leerlingen die meer kunnen of achterblijven veel mogelijkheden biedt. Daar kunnen we het snel over eens zijn.  Maar laat het aanvullend blijven en niet leidend worden.
Henk van Ommen stelt terecht: leren is niet alleen een individueel, maar vooral ook een sociaal gebeuren.
Met het invoeren van de Tweede Fase en het Studiehuis hebben we als docenten al veel van dat principe moeten inleveren en steeds meer van het leerproces  aan de individuele leerling moeten overlaten. We werden meer coaches dan lesgevers en procesbewakers.

Plankjes even aan de kant.

Een collega van mij had in die periode waarin de zelfwerkzaamheid, met al die planners en correctiemodellen, ook in de les zelf steeds meer de overhand kreeg als vast punt in de les de kreet: “Pennen neer” om dan toch nog even iets wat hij te berde wilde brengen aan aanvullende uitleg, een extraatje of over geconstateerde fouten aan de man en vrouw te brengen. En wee je gebeente als je door bleef werken.
In die iPad-klassen zal hoop ik zo nu en dan de kreet: “Plankjes uit” ook mogen gaan klinken, om vervolgens samen, graag met bord, pen en papier, een stukje leerstof te verwerken.
Onderwijs gebeurt primair tussen leraar en leerling en niet tussen tablet of computer en leerling.

 

 

1 opmerking: