Dit zijn maar een paar opmerkingen over de 17 voorbeelden, maar ze maken duidelijk dat er het één en ander over te zeggen valt of soms tegenin te brengen valt. Er is ruimte om erover in debat te gaan, de verschillende benaderingsmogelijkheden laten toe dat het laatste woord er nog niet over gezegd kan worden. Doorslaggevende argumenten heb ik in dit verhaal van Thomas Cool niet gevonden, het zijn soms arbitraire opmerkingen, soms badinerende opmerkingen, soms lijken ze naïef, soms snijden ze hout, maar soms lijken ze ook gemakkelijk te weerspreken of te ondergraven. Dat Thomas Cool soms bij voorbaat zijn gelijk lijkt te claimen kan niet aan de orde zijn, het blijven zijn ideeën en suggesties en iedereen is vrij om er nota van te nemen, er iets op te zeggen of er wat mee te doen. Gezaghebbend kunnen ze nauwelijks genoemd worden ten aanzien van de wiskunde waar Thomas Cool zich juist buiten stelt. Hij is te veel een outsider die een strijdperk betreedt met een handboog, daar waar het geëigende wapen een floret is en maakt zich dan boos dat hij niet met zijn handboog kan meedoen en gelijkwaardig mag schieten.
Thomas Cool lijkt zich steeds te verzetten zowel tegen het idioom als de grammatica van een wiskunde waar hij part noch deel van uit wil maken en komt als een Zamenhoff met een nieuwe wiskunde Esperanto, daar waar de rest van de wiskundewereld zich in de eigen vertrouwde manier van redeneren en uitdrukken blijft uitdrukken, zoals het Engels de wereldtaal gebleven is ondanks alle idealen, die het Esperanto in zich verenigde.
En in tegenstelling tot Zamenhoff lijkt of blijkt Cool een roepende in de woestijn. Daar waar Zamenhoff een aantal mensen wist te overtuigen blijft Thomas Cool, met al zijn publicaties met lege handen, omdat hij slechts een beperkt aantal mensen weet te overtuigen. Misschien niet eens zo zeer op inhoudelijke gronden als wel vanwege de manier waarop en de pretenties waarmee en de benadering van degenen die hij zou moeten overtuigen.
Is een parlementair onderzoek naar het onderwijs in wiskunde nu gewenst?
Er is geen sprake van een brede maatschappelijke onrust rond het onderwijs in wiskunde rond de vraagstellingen die Cool naar voren brengt en die zich vertaalt naar de politiek en een middel als een enquête rechtvaardigt, behalve misschien in de ogen van Thomas Cool.
Mocht er sprake zijn van de noodzaak van een onderzoek omdat het onderwijs aantoonbaar faalt, dan lijkt mij de parlementaire enquête niet als eerste de aangewezen weg. Er zijn andere kaders, mogelijkheden en middelen en ongetwijfeld zal de politiek de eventuele geconstateerde problematiek daarnaar terugverwijzen voor dat zij zelf naar een oplossing gaat zoeken.
Want de politiek zal zich eerst voor advies richten tot de wiskunde als wetenschap en als didactiek en het wiskundeonderwijs zoals dat gegeven wordt om daar na te vragen en proberen te constateren of er noodzaak tot een onderzoek en ingrijpen is.
Vanuit wetenschap en onderwijs is de noodklok echter niet in die zin geluid.
De politiek zal de validiteit van de argumenten die Thomas Cool naar voren brengt om een parlementaire enquête aan te vragen eerst nagaan voordat er zo'n enquête komt en op haar beurt zal een eventuele enquêtecommissie hetzelfde doen. De criteria en premissen die Thomas Cool aanlegt zullen daarbij niet als uitgangspunt dienen, maar als punt van onderzoek gelden en langs de lat gelegd worden van de criteria en uitgangspunten waarop de bestaande wetenschap en het bestaande onderwijs tot nu toe functioneert, en het gaat dan hierbij in feite niet om locale of persoonlijke maar om internationale en eeuwenoude standaarden en conventies, waarop die wetenschap en dat onderwijs gebaseerd zijn.
De soms apocriefe parallelle werkelijkheid die Thomas Cool oproept in zijn geschriften over een nieuw soort of andersoortige wiskunde, naast de al eeuwen bestaande en zich steeds verder ontwikkelende en vernieuwende wiskunde, zal er dan toe leiden dat zijn theorieën geen gehoor zullen vinden in het kader van het doel waartoe ze geschreven zijn, vermoed ik. Het heeft er alle schijn van dat het vrijwel alleen Thomas Cool is, die in de war raakt van al die volgens hem inconsistente wiskunde, waar hij als niet-wiskundige aangeeft toch ook weer buiten te staan.
Maar het is nooit verkeerd om er althans kennis van te nemen. Want ach, het heeft ook eeuwen geduurd voordat het ontkennen van het 5e postulaat van Euclides leidde tot een consistente theorie.
Voor men iemand van Don Quichotterie beschuldigt zullen die windmolens toch zelf in ogenschouw genomen moeten worden, want: E pur si muove… Ceterum censeo. Het verhaal is nooit uit en blijkt telkens weer anders uit te pakken, dat is hoopvol voor Thomas Cool.
Daarom ben ik beslist niet tegen een eerlijke bestudering en debat over zijn ideeën, maar dat debat moet dan van beide kanten met open vizier aangegaan worden.