Gepensioneerd en toch nog tijd om te bloggen.

Een aanvulling op twitter-account @eskorthof en dan met meer dan 140 tekens.

maandag 27 mei 2013

Cool en Wiskunde (6)

Dit zijn maar een paar opmerkingen over de 17 voorbeelden, maar ze maken duidelijk dat er het één en ander over te zeggen valt of soms tegenin te brengen valt. Er is ruimte om erover in debat te gaan, de verschillende benaderingsmogelijkheden laten toe dat het laatste woord er nog niet over gezegd kan worden. Doorslaggevende argumenten heb ik in dit verhaal van Thomas Cool niet gevonden, het zijn soms arbitraire opmerkingen, soms badinerende opmerkingen, soms lijken ze naïef, soms snijden ze hout, maar soms lijken ze ook gemakkelijk te weerspreken of te ondergraven. Dat Thomas Cool soms bij voorbaat zijn gelijk lijkt te claimen kan niet aan de orde zijn, het blijven zijn ideeën en suggesties en iedereen is vrij om er nota van te nemen, er iets op te zeggen of er wat mee te doen. Gezaghebbend kunnen ze nauwelijks genoemd worden ten aanzien van de wiskunde waar Thomas Cool zich juist buiten stelt. Hij is te veel een outsider die een strijdperk betreedt met een handboog, daar waar het geëigende wapen een floret is en maakt zich dan boos dat hij niet met zijn handboog kan meedoen en gelijkwaardig mag schieten.

Thomas Cool lijkt zich steeds te verzetten zowel tegen het idioom als de grammatica van een wiskunde waar hij part noch deel van uit wil maken en komt als een Zamenhoff met een nieuwe wiskunde Esperanto, daar waar de rest van de wiskundewereld zich in de eigen vertrouwde manier van redeneren en uitdrukken blijft uitdrukken, zoals het Engels de wereldtaal gebleven is ondanks alle idealen, die het Esperanto in zich verenigde.
En in tegenstelling tot Zamenhoff lijkt of blijkt Cool een roepende in de woestijn. Daar waar Zamenhoff een aantal mensen wist te overtuigen blijft Thomas Cool, met al zijn publicaties met lege handen, omdat hij slechts een beperkt aantal mensen weet te overtuigen. Misschien niet eens zo zeer op inhoudelijke gronden als wel vanwege de manier waarop en de pretenties waarmee en de benadering van degenen die hij zou moeten overtuigen.

Is een parlementair onderzoek naar het onderwijs in wiskunde nu gewenst?
Er is geen sprake van een brede maatschappelijke onrust rond het onderwijs in wiskunde rond de vraagstellingen die Cool naar voren brengt en die zich vertaalt naar de politiek en een middel als een enquête rechtvaardigt, behalve misschien in de ogen van Thomas Cool.
Mocht er sprake zijn van de noodzaak van een onderzoek omdat het onderwijs aantoonbaar faalt, dan lijkt mij de parlementaire enquête niet als eerste de aangewezen weg. Er zijn andere kaders, mogelijkheden en middelen en ongetwijfeld zal de politiek de eventuele geconstateerde problematiek daarnaar terugverwijzen voor dat zij zelf naar een oplossing gaat zoeken.
Want de politiek zal zich eerst voor advies richten tot de wiskunde als wetenschap en als didactiek en het wiskundeonderwijs zoals dat gegeven wordt om daar na te vragen en proberen te constateren of er noodzaak tot een onderzoek en ingrijpen is.
Vanuit wetenschap en onderwijs is de noodklok echter niet in die zin geluid.
De politiek zal de validiteit van de argumenten die Thomas Cool naar voren brengt om een parlementaire enquête aan te vragen eerst nagaan voordat er zo'n enquête komt en op haar beurt zal een eventuele enquêtecommissie hetzelfde doen. De criteria en premissen die Thomas Cool aanlegt zullen daarbij niet als uitgangspunt dienen, maar als punt van onderzoek gelden en langs de lat gelegd worden van de criteria en uitgangspunten waarop de bestaande wetenschap en het bestaande onderwijs tot nu toe functioneert, en het gaat dan hierbij in feite niet om locale of persoonlijke maar om internationale en eeuwenoude standaarden en conventies, waarop die wetenschap en dat onderwijs gebaseerd zijn.
De soms apocriefe parallelle werkelijkheid die Thomas Cool oproept in zijn geschriften over een nieuw soort of andersoortige wiskunde, naast de al eeuwen bestaande en zich steeds verder ontwikkelende en vernieuwende wiskunde, zal er dan toe leiden dat zijn theorieën geen gehoor zullen vinden in het kader van het doel waartoe ze geschreven zijn, vermoed ik. Het heeft er alle schijn van dat het vrijwel alleen Thomas Cool is, die in de war raakt van al die volgens hem inconsistente wiskunde, waar hij als niet-wiskundige aangeeft toch ook weer buiten te staan.
Maar het is nooit verkeerd om er althans kennis van te nemen. Want ach, het heeft ook eeuwen geduurd voordat het ontkennen van het 5e postulaat van Euclides leidde tot een consistente theorie.
Voor men iemand van Don Quichotterie  beschuldigt zullen die windmolens toch zelf in ogenschouw genomen moeten worden, want: E pur si muove… Ceterum censeo. Het verhaal is nooit uit en blijkt telkens weer anders uit te pakken, dat is hoopvol voor Thomas Cool.
Daarom ben ik beslist niet tegen een eerlijke bestudering en debat over zijn ideeën, maar dat debat moet dan van beide kanten met open vizier aangegaan worden.

Cool en Wiskunde (5)

Het is wat betreft Thomas Cool voor leerlingen verwarrend dat (georiënteerde) hoeken tegen de klok in worden gemeten. Er komen hierbij vragen op. Waarom draait de klok eigenlijk tegen de oriëntatie van het assenstelsel in? En hoe zit dat met die oriëntatie in een x,y,z-assenstelsel? En hoe past de kurkentrekkerregel daar bij? Wanneer dit zou kunnen worden uitgelegd kan hij er mee leven, maar volgens Cool wordt het helaas niet uitgelegd. Waar hij dat vandaan haalt, weet ik niet; docenten vertellen vaak meer dan in een boek staat…
Volgens Thomas Cool is een hoek "gedefinieerd" als een vlakdeel tussen twee snijdende lijnen. Dat is wel erg ruim, je kunt daar intuïtief wel even iets mee, maar het gaat er toch meer om over hoeveel graden je de ene lijn om het snijpunt kunt draaien zodat die samenvalt met de andere. Dat sluit mooi aan bij het spraakgebruik dat iemand zich 180 graden omgedraaid heeft. De geodriehoek heeft ook niets met dat vlakdeel, die richt zich op die twee snijdende (halve) lijnen. En later kun je dat rotatieprincipe weer identificeren met (lengtes van) bogen op de eenheidscirkel.
(ax + by < c en px + qy <  r leggen volgens mij een vlakdeel vast, met kleiner-of-gelijk inclusief halve lijnen, die op hun beurt een hoek vormen)

Thomas Cool gaat hoeken meten met "slagen in het rond", maar wat hij onder een hoek verstaat of hoe hij ze meet (bogen met een liniaal??) is niet meteen duidelijk. Wel duidelijk is dat 2π (waarbij π de verhouding omtrek tot diameter is) voor hem niet voldoet.
Hij voert de hoofdletter theta:  Θ in (voor de verhouding omtrek tot straal) in plaats van 2π. (De schrijfwijze van theta is overigens een cirkelachtig symbool met daarin een soort middellijn, dat toch wel!).
De straal van een cirkel met een omtrek van één meter is dan 1/ Θ (meter). Die cirkel met een omtrek van één meter is voor Thomas Cool ook een "eenheidscirkel". Dat is nieuw, dat die Napoleontische meter, een arbitraire eenheidmaat, ineens hetzelfde is als de "eenheid" die wiskundigen gebruiken, namelijk de afstand van 0 tot 1 op de getallenlijn en die juist onafhankelijk gekozen wordt van enige lengtemaat! Hoe je die afstand tussen 0 en 1 ook kiest, de rest van het verhaal is onafhankelijk van die keuze als er steeds vanuit diezelfde eenheid gewerkt wordt. Kiest de één een el, de ander een hokje en een derde 3,5 cm, het maakt niet uit bij de definitie van de sinus van een hoek, zijnde de y-coördinaat van het snijpunt van het tweede been van een georiënteerde hoek die de positieve x-as als eerste been heeft met de eenheidscirkel. Op het ruitjesbod is het resultaat hetzelfde als in het ruitjesschrift.
Thomas kan op het bord misschien gemakkelijk een cirkel tekenen met omtrek 1 m, maar een leerling kan dat niet in zijn schrift. En hoe je bij zo'n meter-cirkel de hoeken meet in "slagen in het rond", dat moet ik ook nog even uitvinden.
In ieder geval raakt de leerling wel compleet geïsoleerd van de gang van zaken in de buitenwereld wat betreft zijn kennis en inzichten in hoeken. Denk maar eens aan lengte- en breedte-bepalingen op de globe.
Thomas Cool vindt sinus en cosinus ondoorgrondelijke termen en voert de, voor mij even ondoorgrondelijk, termen xur en yur in. Het wordt mij niet duidelijk wat daar het echte voordeel van is.

Op zichzelf is er natuurlijk niets mis mee om in plaats van naar de verhouding van omtrek en diameter te kijken naar de verhouding van omtrek en straal, maar omtrek en diameter zijn wel de twee onmiddellijk waar te nemen en intuïtief aan te voelen eigenschappen van een cirkel, "rondom" en "hoe breed" (denk aan…  Θ), een straal ligt een waarneming dieper. Zelfs de Bijbel wist er al van.
En het lijkt me ongeveer gelijk staan met bijvoorbeeld het invoeren van het twaalftallig stelsel als je π wilt afschaffen ten gunste van de verhouding omtrek / straal. Het lijkt me ook weinig zinvol, althans het uiterst vele werk niet waard, het scheelt immers maar een factor 2. En "een hele slag rond" is een net zo arbitrair uitgangspunt als "je omdraaien" of "haaks".

Cool en Wiskunde (4)

Thomas Cool vindt dat in een tabel de y boven en de x onder moet staan, want de y is de staande as en de x is de liggende as. En het is verwarrend wat betreft het berekenen van de rc met een differentiequotiënt ∆y/x, zoals de tabellen nu opgesteld worden.
Maar dat omwisselen is op zich natuurlijk weer verwarrend met de coördinatennotatie (x,y), met het feit dat de x vaak ingevuld wordt in een formule om de y uit te rekenen (om maar te zwijgen van het richtingprincipe bij een functie wat betreft origineel x en beeld y). En zouden per consequentie in een tabel die bijvoorbeeld de omzet per jaar weergeeft dan de jaartallen dan maar onder neergezet moeten worden?
Thomas Cool struikelt ook over de notatie y = ax + b ten opzichte van y = ax^2 + bx + c (hij noemt deze formule een vierkantsvergelijking) en vindt dat je per consequentie zou moeten schrijven y = bx + c, a is immers nu 0.
Leg dat maar eens bij de introductie van lijnen uit aan een leerling als je pas later in het curriculum met parabolen begint. Maak er dan y = px + q van.
Thomas' probleem neemt natuurlijk nog toe als je later aan komt zetten met y = ax^3 + bx^2 + cx + d of polynomen van nog hogere graad, dus is het eigenlijk wel een probleem?
Dan zou het consequenter zijn om het te hebben over y = a + bx +cx^2 +dx^3 etc.
De formule y = bx + c vindt al helemaal geen genade in de ogen van Thomas Cool omdat hij niet algemeen genoeg is. Immers de verticale lijnen x = m ( die geen rc b heeft) doet daarin niet mee.
Hij stelt daarom voor:  ky = bx + c  die onder de voorwaarde k = 0  toch de verticale lijnen "meeneemt".
Als oorzaak van de voorliefde voor y = bx + c meent hij te weten dat dit is vanwege het functieprincipe dat er achter deze formule schuil gaat. Cool geeft de voorkeur aan het correspondentieprincipe, waarvoor de 1-1-koppeling van een functie niet geldt.
Ik heb y = ax + b altijd wèl een mooie formule gevonden, omdat zo'n lijn door (0,b) op de y-as en door (1, a + b) gaat, vanuit b op de y-as 1 naar rechts en a  omhoog.
En je kunt dan ook wat gemakkelijker even snel een tabel (met x = 0 en x = 1) maken om het rc-principe te laten zien (inderdaad: x boven, y onder) in plaats van steeds te moeten worstelen met het delen door k.
En verder omzeilt de algemene formule voor een lijn ax + by = c het door Cool gesignaleerde probleem prima. Dan heb je ook een aardig verband met formules als ax^2 + by^2 = c en kan Thomas zijn correspondentieprincipe adequaat kwijt.

Op de rekenmachine staan diverse functietoetsen, die aan een getal een nieuw getal toevoegen, de wortelknop, de kwadraatknop, de derdemachtsknop, de omkeerknop, sin, cos, tan, log, etc. Inderdaad ondergaat een getal dat ingevoerd wordt een bewerking, maar dat levert dus 1-op-1een nieuw eenduidig getal op.
Daar heeft Thomas Cool wat betreft de wortel een probleem mee. Hij kijkt naar de correspondentie van de 4 op de y-as met de 2 en -2 op de x-as bij de parabool y = x^2 en wil iets nieuws, "wortelbewerking", invoeren, die een tweewaardige toekenning van zowel 2 als -2 aan 4 betekent. Daarnaast wil hij de "oude" wortel vervangen door de exponentnotatie in de zin van 4 ^ (1/2)  = 2.
Het komt ongeveer hierop neer, in de nieuwe notatie van Thomas Cool, dat als x = BewExp[a, 1/n]  dat dan
x = a ^ (1/n) (of x = – a ^ (1/n) bij even n), m.a.w. dit bewerken is het oplossen van de vergelijking
 x ^ n = a   en via een achterdeur zijn we weer bij hetzelfde probleem.
Want waar een n-demachtswortel in de wiskunde van het vigerende onderwijs dus altijd éénwaardig is, wil Thomas Cool het ene probleem voor het andere inruilen, immers: in zijn wortel-wereld moeten de leerlingen dan weer afleren dat bij oneven n de bewerking "worteltrekken" toch weer één waarde oplevert.
Dit alles gaat gepaard met een pleidooi voor het onderscheid maken tussen proces / procedure en resultaat.
sqrt(4)  is proces / procedure en 2 en (wat Tomas Cool betreft ook) -2, zijn de resultaten. Om door te redeneren:  3^2 is de procedure en 9 is het resultaat. ¼ is de procedure en 0,25 is het resultaat.
Of het daar allemaal duidelijker van wordt voor de leerlingen? Laten we het er eens over hebben, maar dan graag in een open discussie, waarvan de resultaten niet bij voorbaar met veel pretenties al zijn vastgelegd.

Thomas Cool heeft ook een probleem met het feit dat een dalparabool een top heeft, of althans dat we dat zo noemen. Hij vindt draaipunt een beter woord. Zelf vind ik het woord draaipunt meer iets hebben van wat we een buigpunt noemen. Het echte probleem zit hem volgens mij meer in het feit dat leerlingen het maximum of minimum van een tweedegraads functie niet altijd goed weten te onderscheiden van een top van de bijbehorende parabool. Dat ze een probleem met het begrip top hebben bij een dalparabool is mij niet gebleken.
Naast een ander woord voor top zoekt Thomas ook naar een nieuw woord voor logaritme en stelt "teruggevonden exponent" voor. Dan is bij x ^ n = a natuurlijk een uitdrukking als "teruggevonden grondtal" voor x in plaats van n-demachtswortel niet meer ver weg.

Cool en Wiskunde (3)

Iets over die 17 voorbeelden. Daar valt wel het één en ander voor te zeggen, of juist tegenin te brengen.
Ik doe het hieronder, maar het zal waarschijnlijk tot weinig verandering leiden in de ideeën en standpunten van Thomas Cool, want ik ben nu eenmaal geconditioneerd en bekijk het niet objectief van buitenaf.
Het zij zo, ik troost me met de gedachte dat ik anderen zal treffen die wel meegaan in mijn argumenten, of misschien er tegenin, maar die dan eenzelfde wiskundig denkpatroon als ik hebben, en met mij en anderen daar zinvol over van mening kunnen verschillen.
Één van de zaken waar Thomas in de (school)wiskunde over struikelt, is het gebruik van haakjes. Daar kun je inderdaad uren over doorpraten want  f(x) en a(x + y) hebben een nogal onderscheidenlijke betekenis en daar komt (x ,  y) nog bij, wat onmiddellijk weer leidt tot verwarring rond de komma.
Thomas' gebruik van Mathematica brengt hem tot de suggestie om dan maar f[x] te gaan schrijven en voor puntenparen {x ,  y}. Accolades lijken me overigens niet een handige notatievorm wat betreft de wiskundige schrijftaal van leerlingen, noch lijkt me een computer algebra systeem alleen zaligmakend wat betreft de keuze van notaties. (De "taal" die grafische rekenmachines lijken te gaan "dicteren" wordt door mij ook niet erg gewaardeerd).  Zo'n systeem is immers qua programmering aan andere randvoorwaarden gebonden dan het noteren van wiskunde met pen op papier. En wie de internationale wiskundige literatuur een beetje voor ogen heeft weet, dat notaties vaak arbitrair zijn, soms van schrijver tot schr ijver of land tot land kunnen verschillen en dat in sommige wiskundige werken er zelfs een geheel eigen en nieuwe, alleen ter plekke functionerende, notatie wordt ingevoerd. Maar daar hebben middelbare scholieren gelukkig geen last van.
Bij intervallen gebruiken we in Nederland [a,b] en <a,b> voor gesloten en open intervallen en je zou zeggen, dat is niet te verwarren met een notatie voor coördinaten (a,b). Maar de praktijk leert anders, weet iedere docent.
Ik denk dat een hervorming, of liever herformulering van de notatieconventies, op dit punt geen verandering in het probleem zal brengen, derhalve.
De decimale komma zag Thomas liever verdwijnen ten gunste van de decimale punt, alhoewel hij, met zijn economische achtergrond, toegeeft dat in de economie (en het hele maatschappelijke verkeer, neem ik aan) die komma toch weer gehandhaafd zal blijven bij het noteren van bedragen. We zullen dan wel weer een strijd te voeren hebben tegen notaties als $1.000.000, waar de punt weer een andere functie heeft.
Het argument tegen de decimale komma als dat die niet gehanteerd wordt door oudere rekenmachines is inmiddels deels vervallen wat betreft de nieuwere generaties rekenmachines, je kunt ze er soms gewoon op instellen.
Wat betreft de ordening van de getallen op de getallenlijn heeft Thomas Cool moeite met het <-teken, dat in feite aangeeft, dat als a < b, er geldt dat a links van b op de getallenlijn ligt. Thomas heeft moeite met "kleiner dan" en spreekt liever van "minder" of "lager", omdat bijvoorbeeld als  -100 < 3 volgens hem  -100 een absoluut "groter" getal is dan 3.
Maar < heeft niet de bedoeling iets over de absolute grootte (de afstand tot 0) weer te geven, het gaat in principe om de links-rechts-ordening. En -100 ligt niet "lager" dan 3 op een horizontale getallenlijn (maar links ervan), voor "lager" moet je op de verticale as en op de thermometer kijken, terwijl bij -100 in absolute zin toch moeilijk over "minder" dan 3 gesproken kan worden.
Moeten we ons daar druk over maken? In ieder geval lost het "lager"dan de didactische problematiek rond het oplossen van bijvoorbeeld kwadratische ongelijkheden als x^2 > 4 of x^2 < 4 niet op, lijkt me.

Cool en Wiskunde (2)

Wiskunde, althans de wiskunde die Cool wil bestrijden en dus eigenlijk volgens hem geen (goede) wiskunde is, wordt door hem voorzien van adjectieven als omslachtig, onlogisch, lastig en raar. Maar dat zijn dan niet zozeer eigen meningen van Thomas Cool. Ze worden geponeerd als absolute en onwrikbare constateringen waar niet meer aan te tornen valt. Dat komt volgens hem omdat hij als buitenstaander een veel betere kijk heeft op wat wiskunde is dan wiskundigen zelf die nu eenmaal nauwelijks in staat zijn het onderwerp "van buiten" te benaderen. Docenten wiskunde zijn wel kritisch maar niet in de positie om ter discussie te stellen wat zij onderwijzen, stelt Thomas Cool.
Overigens geld het omgekeerde natuurlijk net zo goed, dan: Thomas Cool zit zo ingekapseld in z'n eigen verhaal, dat hij geen oog en oor meer heeft voor wat anderen daar "van buiten" over op te merken hebben. Dat beeld lijkt duidelijk naar voren te komen als je zijn verdedigingen leest, zodra er kritiek wordt geformuleerd.

Tot nu toe is er ten aanzien van de ideeën en wensen van Thomas Cool geen golf van erkenning en herkenning door het land gegaan, noch stromen de handtekeningen bij honderden binnen of blijkt duidelijke bredere bijval. Ik vraag me trouwens ook af hoe een parlementaire enquêtecommissie, naar verwachting nauwelijks wiskundigen, in staat moet worden geacht te oordelen over wiskunde en wiskundeonderwijs waar een brede steun, erkenning of onderbouwing voor Thomas' standpunten door derden uit het veld zelf uitblijft. Er lijkt, op enkele bijval na, geen of nauwelijks ondersteuning te vinden in de wiskundewereld, noch vanuit het onderwijs noch vanuit de wetenschap.
Dat wil niet zeggen dat de ideeën van Thomas Cool nergens op slaan of in alle opzichten verwerpelijk zijn. Er zitten kritische kanttekeningen bij die de aandacht meer dan waard zijn en hier en daar slaat hij best wel eens een spijker op z'n kop (al moet gezegd worden dat het soms spijkers betreft die allang krom geslagen zijn, maar in het hout zijn blijven zitten omdat de relevantie van het verwijderen van zo'n "spijker" niet opwoog tegen het nut en noodzaak, dan wel de praktische uitvoerbaarheid, om iets te wijzigen).
Maar ook lijkt me een probleem te zitten in de presentatie van zijn ideeën door Thomas Cool, welke presentatie lijdt onder het absolute en polemische karakter van zijn betogen. Ik voel me als docent wiskunde en als wiskundige al bij voorbaat door hem gediskwalificeerd om kritiek te hebben en om die te verdedigen. Dat lot trof andere vakbroeders al die op de ideeën van Cool in gingen en zijn argumenten waar mogelijk probeerden te weerleggen.

In een stuk van 17 april 2008 geeft Thomas Cool 17 voorbeelden van zaken die volgens hem in de "wiskunde" (hij gebruikt voor zaken die hij niet vindt beantwoorden aan zijn definitie ervan aanhalingstekens) die op zich mooie onderwerpen zijn om eens over door te praten. Er staan inderdaad een aantal merkwaardigheden en struikelblokken in, sommige maar al te bekend, waar we heus wel eens kritisch naar zouden kunnen of mogen kijken. In een workshop op een studiedag of zo, als eerste aanzet, bijvoorbeeld. Via discussie in de kolommen van een wiskundevakblad of correspondentie in een forum. Maar dan niet met vooraf geformuleerde absolute stellingnames die andere ideeën en benaderingen meteen al uitsluiten. Het gesloten karakter van de ideeën en argumenten van Thomas Cool verhinderen namelijk helaas een open, respectueuze kritische benadering door anderen en ontloopt een zinvolle discussie die nog alle kanten op zou moeten kunnen.
(Aan de andere kant, door soms felle kritiek die op haar beurt deze zelfde kenmerken vertoont zet Thomas Cool als reactie daarop zijn hakken weer in het zand…).
Wat ook nogal pleit tegen de pretentieuze toon die Thomas meent te kunnen aanslaan is het universele karakter waarvan hij zijn opvattingen voorziet. Het gaat uiteindelijk niet over het Nederlandse wiskunde onderwijs, maar in zijn boeken probeert hij (bijna) de hele wiskundewetenschap en -didactiek en internationaal erkende en gedragen uitgangspunten en conventies daarvan omver te gooien in een poging om de totale mathematiek te hervormen. Maar eeuwenoude principes en gedachten kun je weliswaar natuurlijk kritisch benaderen en van alternatieven voorzien, maar daarmee zijn ze nog niet verdwenen of verworpen, laat staan waardeloos of onbruikbaar. Soms lijkt het er namelijk op dat Cool van alles en nog wat uit eeuwen mathematisch denken bij de vuilnis wil zetten op grond van een eigen benaderingswijze die, althans in eigen ogen, superieur is. Of dat wel of niet zo is? Misschien kan Thomas Cool eerst eens publiceren in een toonaangevend internationaal wiskundig vaktijdschrift, misschien kunnen we eerst eens een paar peer reviews lezen en misschien kan hij eerst eens promoveren op een paar van zijn meest uitgesproken stellingnames. 

Cool en Wiskunde (1)

De wenselijkheid van een parlementair onderzoek naar het onderwijs in wiskunde.


Sinds ik docent wiskunde ben is het onderwijs in wiskunde voortdurend in beweging geweest en steeds veranderd.
Ik stapte in toen de Mammoetwet startte, maakte HEWET en HAWEX mee, de Tweede Fase en inmiddels de vernieuwing ervan met de overstap van indexwiskunde (A1, A12 etc.) naar alfabetwiskunde A, B, C en D. Onderwerpen kwamen en gingen, de didactische aanpak veranderde voortdurend, de benadering bleef verschuiven. Van logaritmetafels via rekenlinialen en "gewone" rekenmachines ben ik ten slotte bij de grafische rekenmachines en de nodige ICT uitgekomen.
In de loop der jaren zijn er heel wat deskundigen en profeten geweest die zich hebben uitgelaten over de wiskunde, hoe het gegeven moest worden, aan wie het gegeven moest worden en tot op welk niveau dan wel en aan de discussies die dat ontlokte heb ik dapper meegedaan. De tegenstellingen en controverses heb ik maar gemeden, ik heb me bij geen van de "kampen" die er in het wiskundeonderwijs ontstonden, of misschien altijd al waren, aangesloten en neem slechts kennis van hun wederzijdse kritiek en argumenten.

Inmiddels blijkt ene Thomas Cool aangetreden en komt met publicaties, waarin hij ervoor pleit dat het (weer) radicaal anders moet. Ik doe hem met deze zin misschien te kort, hij blijkt al jaren ten strijde te trekken en van polemiek naar polemiek te snellen om zijn opvattingen op allerlei terrein te verkondigen en te verdedigen. Eén van zijn voornaamste speerpunten is het wiskundeonderwijs. Daar heeft hij zulke grote zorgen over dat hij daar graag een parlementaire enquête over gehouden zag worden. Thomas Cool is dus druk doende de 40 000 handtekeningen te verzamelen die daarvoor nodig zijn.
Om de noodzaak van een parlementaire enquête te ondersteunen heeft hij uitvoerig in publicaties en boeken uit de doeken proberen te doen waarom dat volgens hem hoognodig is.
Ik heb geprobeerd om daar het één en ander van te lezen. Maar dat viel niet mee. Thomas is, volgens eigen zeggen, geen wiskundige en de wiskundigen die hij op de korrel neemt zijn volgens hem zodanig door hun opleiding geconditioneerd dat het moeilijk communiceren blijkt. Zij komen niet los van hun traditionele denken. Toch wil Thomas Cool hen op wiskundige wijze laten zien wat er niet klopt. Het probleem daarbij lijkt te zijn dat hij hun taal niet spreekt en zij niet die van hem. Uit alle discussies en controverses  die hieruit voortvloeien blijkt het elkaar niet verstaan dan ook duidelijk, wat geldt voor beide partijen!

Een aantal van de publicaties die zijn verzoek tot een parlementaire enquête moeten ondersteunen zijn in het Engels gesteld, kennelijk erop gericht niet alleen de vaderlandse wiskunde en derzelver onderwijs drastisch te hervormen, maar dat streven wereldwijd plaats te doen vinden. Deze publicaties zullen het streven wat Nederland betreft naar mijn idee niet bevorderen, althans, niet de 40 000 handtekeningen opleveren waar Thomas Cool op hoopt. En ze zijn eigenlijk al helemaal niet besteed aan de (vooral niet-wiskundige) politici die in die parlementaire enquêtecommissie zouden moeten plaatsnemen. Wiskundigen zelf zetten er al vraagtekens genoeg bij, blijkt uit discussies her en der in fora en naar aanleiding van recensies van de publicaties. Laat staan dat niet-wiskundigen zullen kunnen begrijpen en doorgronden waar het over gaat en er vervolgens door gegrepen zullen worden.


Thomas Cool voegt hier zelf aan toe:
In je weblog noem je bijv. niet dat ik bevoegd eerstegraads leraar wiskunde ben. En dat het wel degelijk mogelijk is zo'n leraar te zijn zonder wiskundige te zijn. Je geeft hier een verkeerde voorstelling van zaken. Het is beter dat jij corrigeert dan dat je dit van anderen vraagt.
Waarvan akte.

Recensies en reacties.

Er is in het NVvW-forum "Lezerseracties EUCLIDES" al een tijdje, met enige tussenpozen, een polemiek gaande over een recensie in EUCLIDES van het boek "Conquest of the plane" van Thomas Cool, die ook publiceert onder de naam Colignatus.
Vandaag, 27 mei, verscheen er weer een reactie van Thomas Cool, waarin vele verwijzingen naar publicaties en personen, waarmee hij zijn standpunten onderstreepte.
Al eerder ben ik door de reacties van Thomas Cool op het spoor gezet van zijn pubicaties en heb getracht om daar enige kennis van te nemen.
Ik heb de indrukken die ik over Thomas Cool en zijn publicaties, toegespitst op een item, dat ik aantrof en dat een pleidooi hield voor een parlementaire enquete over het wiskunde-onderwijs, toen op papier gezet, maar ook gezien de lengte, nooit naar buiten gebracht.
Met deze blog is er een goede mgelijkheid om mijn visie op één en ander kenbaar te maken.
Ik begeeft me daarmee op tamelijk gevaarlijk terrein, want als Thomas Cool je van repliek gaat dienen, dan ben je nog niet van hem af.
Ik citeer maar even uit zijn laatste reactie in het NVvW-forum:
"Hij (de recencent die Thomas Cool hier van repliek dien) werpt de vragen op of de auteur een ‘zonderling’ en een ‘Don Quichote’ is, en zulke vragen opwerpen is desinformatief, tendentieus, onbehoorlijk, onder de gordel, kwalijk."
Dus misschien wordt ook met mij straks de vloer aangeveegd.
Maar dat belet mij niet om mijn mening te geven en die geef ik graag prijs voor een betere.

http://www.nvvw.nl/page.php?id=8091&rid=8108&topicID=1854&view=list_posts : HELAAS WERKT DEZE LINK NAAR HET DEBAT IN HET NVVW_FORUM NIET MEER!

http://thomascool.eu/Papers/COTP/Index.html

http://thomascool.eu/Thomas/Nederlands/Wetenschap/Artikelen/2008-04-17-WiskundeOnderwijs.pdf