Gepensioneerd en toch nog tijd om te bloggen.

Een aanvulling op twitter-account @eskorthof en dan met meer dan 140 tekens.

dinsdag 15 december 2015

Realistische of traditionele rekendidactiek: kiezen of delen?


Maar twee rekendidactieken?

Ik liet m’n gedachten maar weer eens gaan, nu over het volgende.
In een digitale nieuwsbrief las ik onlangs dit:
“Er bestaan nu de realis­tische en de traditi­onele rekendi­dactiek. In plaats van dat de beste didac­tiek wordt geselec­teerd en toege­past, wordt de keuze overge­laten aan vage, gedeel­telijk ideolo­gische en gedeel­telijk commer­ciële proces­sen”.
De indruk wordt hier gewekt dat er, nu, twee en slechts twee, sterk van elkaar geïsoleerde en tegenstrijdige, rekendidactieken zouden bestaan.
(N.B. Wikipedia: "Didactiek is de wetenschapsdiscipline die zich bezighoudt met de vraag hoe kennis, vaardigheid en leerhoudingen door een docent kunnen worden onderwezen aan leerlingen”. Het houdt zich dus niet of minder bezig met wat aan kennis, vaardigheid en verhouding wordt onderwezen..)
Maar twee didactieken? Dat lijkt mij sterk. Wie de geschiedenis van het rekenen een beetje kent weet dat er in de loop der jaren, zo niet eeuwen, een flinke variëteit aan rekendidactieken is ontwikkeld waarvan de invloed, bruikbaarheid of geldigheid zich tot de dag van vandaag uitstrekt
En verder dat in er in de loop van de onderwijsgeschiedenis ook een voortdurende wederzijdse beïnvloeding en vermenging van verschillende rekendidactieken heeft plaatsgevonden, zeker als men zou gaan kijken hoe het rekenen in de verschillende soorten scholen en onderwijsvormen in verschillende tijden gegeven werd en wordt. Rekendidactiek is een mer à boire.

De competentie van de docent.

En daarbij is er ook altijd nog sprake van de rol van de docent, die het vak rekenen geeft, en natuurlijk ook van de leerlingen aan wie hij het vak geeft. Een docent die zijn vak welbewust uitvoert groeit in zijn didactische rol en de leerlingen die steeds weer anders zijn, dagen hem uit om steeds weer naar nieuwe didactische vormen en mogelijkheden te zoeken en te grijpen. En functionerend in een team zal er ongetwijfeld sprake zijn van de kunst van het bij elkaar afkijken, van elkaar leren en het maken van onderlinge didactische afspraken waardoor steeds sprake is van wederzijdse beïnvloeding en evolutie van de eigen stijl. Dat gold ook in de tijd dat er sprake was van traditionele rekendidactiek, ten minste, voor zover er in het verleden inderdaad sprake is geweest van één eenduidige en onveranderlijke traditionele rekendidactiek. Want dat is natuurlijk niet zo. De symposia van de Werkgroep Geschiedenis Reken- en Wiskundeonderwijs van de NVvW en de artikelen van Danny Beckers in Euclides laten zien dat er steeds nieuwe wegen zijn ingeslagen om kinderen rekenen te leren, steeds een bezinning op wat ze moesten leren en er steeds een zoektocht naar hoe ze het rekenen het beste konden leren en dit alles in het licht van de steeds veranderende eisen die onderwijs, maatschappij en wetenschap stelden.
De “beste didactiek” heeft wat dat betreft nooit bestaan en zal er ook nooit komen want er zijn in heden en verleden altijd zoveel verschillende onderwijsvormen, leermethoden, vakinhoudelijke eisen en didactische opvattingen geweest, dat het debat hierover altijd gaande zal blijven en de keuze mogelijk arbitrair is. En daarbij heeft de uitvoerende docent het primaat, want hij bepaalt de praktijk.

De keuze.

De keuze overlaten aan vage, gedeeltelijk ideologische en gedeeltelijk commerciële processen? Dat lijkt mij een diskwalificatie van het merendeel van de onderwijzenden, want zij zijn het die in de praktijk de uiteindelijke keuzes maken, ja, gedwongen zijn keuzes te maken, omdat de situatie dat steeds en elke keer weer van hen vraagt. En hun vakmanschap, ervaring, deskundigheid en expertise zal ertoe leiden dat zij, gegeven de ideologieën, theorieën en commerciële middelen die hen ten dienste staan, in de klassensituatie  geen vage, maar heel concrete keuzes maken om in elke situatie de leerlingen, waarmee zij te maken hebben, te brengen tot optimale rekenprestaties binnen de eisen en wensen die aan het onderwijs gesteld worden. Niet het boek of de ideologie bepaalt wat een docent doet maar wat hij zelf in de gegeven situatie het beste toepasbaar en bruikbaar vindt en waar kan maken. Hij zal daarbij gebruik maken van veel meer mogelijkheden en opvattingen dan de twee gesuggereerde alternatieven, realistisch of traditioneel, en zoeken naar de beste weg.

Empirie?

Ook las ik: “Voor het rekenon­derwijs moet en kun je bepalen welke didac­tiek het beste werkt”, maar dat geloof ik niet.
Natuurlijk is het zo dat een docent die zijn vak verstaat op de hoogte is van de verschillende didactische opvattingen, vormen en toepassingen die hem te dienste staan, maar daar zal hij kritisch en doelgericht mee om gaan.
Er zullen altijd keuzes moeten worden gemaakt en die hangen, zoals gezegd, van de situatie, van de docent, maar nog meer van de leerlingen af.  De docent zal die didactische stijl ontwikkelen die hem het best past en hem het beste afgaat, maar ook, die in de situatie waar hij voor geplaatst wordt, de meeste vruchten zal kunnen afwerpen. Leerlingen zullen steeds een stuk flexibiliteit in deze vergen al naar gelang hun leermogelijkheden, -omstandigheden en -behoeften.
En ik vraag me af of je via een experiment empirisch kunt vaststellen of een bepaalde welomschreven en afgebakende rekendidactiek beter is dan een andere. Je kunt eenzelfde groep niet twee keer volgens verschillende didactieken rekenen leren en het succes ervan vergelijken. Twee groepen samenstellen die vergelijkbaar zijn en die onderwerpen aan twee verschillende didactieken terwijl de overige omstandigheden gelijk zijn lijkt me ook een tamelijk moeilijke opgave. Maar als dat lukt dan is een eventuele uitkomst van dit experiment alleen geldig voor die twee specifieke groepen en is het niet gezegd dat het bij andere groepen en docenten precies zo zou uitpakken en uiteindelijk voor alle leerlingen in alle omstandigheden hetzelfde resultaat zou opleveren. Het gaat hier niet om pillen, laat staan dat je met placebo’s zou kunnen experimenteren.

Evidence-based onderwijs?

Het zijn niet herhaalbare experimenten omdat te allen tijde de omstandigheden wat betreft leerlingen, hun voorgeschiedenis, docenten, hun ervaring en expertise en verdere omstandigheden verschillen, terwijl de mogelijkheden en voorwaarden om verschillende didactieken op een gelijkwaardig niveau aan te bieden en daarna te evalueren naar mijn idee niet aanwezig zijn.
Als de doelstellingen van twee onderscheidenlijke didactieken die tegenover elkaar gesteld (zouden kunnen) worden ook nog verschillen, ja dan wordt het helemaal een probleem om te kunnen vergelijken. Een opmerking als “Een éénmali­ge toets in het primair onder­wijs vol­staat”, die ik las, om daarmee het pleit tussen “de” realistische” en “de” traditionele rekendidactieken te beslechten, lijkt me dan ook uit de lucht gegrepen.
Wat dit betreft is er veel geschreven over evidence-based onderwijs en didactiek en zijn er genoeg stemmen die aangeven dat zoiets op z’n minst kritisch benaderd zou moeten worden zo niet een mythe is. Daar tegenover wordt gesteld dat er wel goed sprake kan zijn van evidence-informed onderwijs en didactiek, de resultaten van onderzoeken op het gebied van onderwijs en didactiek lenen zich om beter inzicht te krijgen in deze onderwerpen, ze hanteerbaarder te maken en er over met elkaar in gesprek te blijven. Wat dat betreft is er geen betere voedingsbodem voor didactiek dan het uitwisselen van ervaringen en ideeën in het onderwijsteam, de sectie en het aangaan van  intervisie-gesprekken.
Aan het eind van deze blog voeg ik nog wat links over evidence-based onderwijs toe.

Doelstellingen.

Hierboven noemde ik al het punt van verschillende doelstellingen van het rekenonderwijs en dat is wat anders dan het wetenschappelijk vergelijken van didactieken, c.q. het aannemen of verwerpen van een bepaalde didactiek op grond van een onderzoek.  Die doelstellingen kunnen verschillen en zijn in de loop der eeuwen al steeds aangepast aan wat onderwijs, wetenschap en maatschappij voor eisen stelden. Daar zijn dan steeds de beste didactische vormen bij gezocht en ontstaan zonder dat er sprake is van één eenduidige en voorgeschreven didactiek.
En nu staan we op een cruciaal moment in de ontwikkeling van het rekenonderwijs omdat verschillende oude en nieuwe criteria verschillende bekende en nog te bepalen eisen stellen aan die doelstellingen. Waar de ene wenst, zo niet eist, dat pure abstracte gecijferdheid, rekenvaardigheid zoals zeg maar 50 jaar geleden, de basis van alle kennis is, ziet de ander de toekomstige noodzaak dat het omgaan met getallen in contexten met behulp van digitale hulpmiddelen van groot belang wordt en daartussenin zijn weer allerlei nuances te noemen of gewenst. Waar de een via veel oefenen de leerling tot inzicht wil laten, of hoopt te laten, komen, ziet de ander dat juist vanuit begrip en inzicht vaardigheid dient te worden opgebouwd. En iedere docent heeft vanuit zijn ervaring en praktijk daar een mening over, natuurlijk. Wat bij de een tot succes leidt wordt door de ander categorisch afgewezen. Waar de een zich goed in kan vinden is voor de nader een no-go-area. Dat levert soms heftige discussies, waar gedachten- en ervaringuitwisseling meer zou kunnen opleveren.

And never the twain shall meet?

Deze veel stof doen opwaaiende zaken betreffen niet alleen Nederland maar zijn wereldwijd aan de orde. En helaas, het levert tussen de diehards in onderwijsland soms meer confrontatie en harde strijd dan compromis op, meer tegenstelling dan consensus. Docenten en didactici kunnen dus, mede op grond van hun vakmanschap en ruime ervaring, nogal van mening verschillen over deze zaken, en als dan ook nog psychologen en professoren, die niet jarenlang voor de klas stonden en daar met het rekenbijltje gehakt hebben, het hoogste woord gaan voeren…
Ondertussen gaat het onderwijs dan maar gewoon door en zie je dat naast de ene didactiek ook andere didactieken hun weg vinden via een steeds gevarieerder aanbod van rekenmethodes in het basisonderwijs, zodat de soep niet (meer) zo heet gegeten wordt als hij volgens sommigen werd opgediend. En waar een methode misschien al te eenzijdig kiest voor een bepaalde didactiek is er altijd de docent die de nuance kan aanbrengen. In ieder geval, het lijkt me toe dat de grenzen vervagen, dat het midden tussen de uitersten weer in het zicht komt, dat de slinger die soms te ver de ene kant op dreigde te gaan en dan weer de andere kant op, weer op weg is naar de evenwichtsstand, of althans met een veel kleinere amplitude rond die stand gaat slingeren.

Niets nieuws…

Overigens, het is van alle tijden dat er naast goed rekenonderwijs ook slecht rekenonderwijs gegeven wordt en dat er naast goede docenten ook minder succesrijke docenten zijn.  Opgegroeid in een tijd ver voor dat er ooit sprake was van realistisch rekenonderwijs heb ik dat aan den lijve ondervonden.
En ook toen waren er legio leerlingen die de lagere school verlieten zonder echt te kunnen rekenen.
Dat lag dan meer aan (het niet benutten van) de capaciteiten van die leerlingen en misschien dan ook aan het didactisch vermogen van hun meester of de keuze van de leervorm dan aan de veronderstelde zegeningen van het zogenaamde traditionele rekenen.




Gert Biesta:
U gelooft niet in evidence based onderwijs, las ik.
'Het idee van evidence based werken komt uit de gezondheidszorg, en vooral uit de meer technische hoek, waar het gaat om één-dimensionele relaties tussen bepaalde interventies – bijvoorbeeld medicijnen of therapie – en de effecten ervan. Een van de unieke aspecten van onderwijs is dat er altijd effecten zijn in drie dimensies, kwalificatie, socialisatie en subjectvorming. Voor het onderzoek is er daarom altijd de vraag hoe 'effect' in een domein van invloed is op de andere domeinen – en soms is daar synergie, maar vaak ook niet. Evidence-based benaderingen zijn in die zin veel te simplistisch omdat ze niet uit een brede kijk op het onderwijs voortkomen. En het uiteindelijke oordeel over wat pedagogische gezien wenselijk is, ligt mijns inziens bij de docent – niet bij de wetenschap of het beleid. Daarvoor moet de docent wel op een professionele manier omgaan met de drie dimensies zodat ze op een brede, onderwijspedagogische manier naar de praktijk kijken. Ik noem dat de ' virtuositeit' van de leraar. Het gaat namelijk niet alleen om de kennis of de competenties van de docent, maar ook om het vermogen om pedagogisch te kunnen oordelen en handelen. Leraren moeten een praktische wijsheid hebben waardoor ze weten wat het doel is van hun handelen, waarom ze bepaalde keuzes maken.'


maandag 30 november 2015

Scholingsboulevard


Op een Open Monumentendag stonden in Enschede enige jaren geleden de gebouwen van architect de Bazel open voor het publiek. In één ervan was een architectenbureau gehuisvest. Die stelde die dag een maquette ten toon van de toen toekomstige Scholingsboulevard.

Een futuristisch gebouw met een grote schotel op het dak. De architect vertelde met enthousiasme welke moderne onderwijskundige ideeën er in verwerkt waren. Geen lokalen meer, maar allerlei open werkruimtes, een gebouw gecreëerd voor grote aantallen leerlingen.

Ik had toen al mijn bedenkingen. Het ging om vmbo-leerlingen. Die waren voor mijn gevoel meer gebaat bij structuur en overzichtelijkheid, vooral niet bij grootschaligheid en massaliteit.

In Enschede waren er een aantal vmbo-scholen, voormalige LTS-scholen, (RK, protestants en gemeentelijk) die te goeder naam en faam bekend stonden, degelijke, redelijk kleinschalige opleidingen waar docenten de leerlingen kenden en omgekeerd en leraren en leerlingen met plezier en tevredenheid werkten en ouders hun kinderen met vertrouwen naar toe stuurden.

Maar de veranderingen in het vmbo, noodzakelijke investeringen en het teruglopende aantal leerlingen maakten samenwerking, grotere verbanden en fusies noodzakelijk.

Allereerst gingen devreschillende scholen voor  LTS en MAVO samen met HAVO en VWO op in drie grote scholengemeenschappen, nog gescheiden naar denominatie. De MAVO verdween van het toneel en het vmbo-t werd vaak samengevoegd met havo en vwo in één gebouw. In Enschede ging vervolgens het confessioneel (protestants en RK) onderwijs samen in één groot geheel met vele locaties en aan de andere kant ontstond een gemeentelijke onderwijsmastodont.

Die twee zo ontstane onderwijspoten kwamen met het mbo toen op het lumineuze idee van de Scholingsboulevard. De opzet was: De eerste twee jaren van het vmbo werden ondergebracht bij de bestanden vmbo-havo-vwo-vestigingen, en kregen daar vaak een eigen, beschermde, afdeling.

De laatste twee jaren werden ondergebracht in twee van die eerdergenoemde futuristische gebouwen die werden neergezet op de plaats van de vroegere confessionele LTS-locaties. Vervolgens werden de eerste jaren van het MBO aan de Scholingsboulevard toegevoegd met het doel de vmbo-leerlingen goed verder te helpen aan een vervolgopleiding. De openbare Ambachtsschool, een icoon van de stad waar vele Enschedeërs hun opleiding hadden gevolgd, kwam leeg te staan.

Het idee alleen al: vmbo-ers behoren tot de meest kwetsbare categorie leerlingen, zeker als ze van het PO komen, die de nodige aandacht, begeleiding, structuur en overzicht nodig hebben. Ze werden weggestopt in grote gebouwen tussen de havo- en vwo-leerlingen en na twee jaar er weer uitgeschopt om opgeslokt te worden door een megagroot opleidingsinstituut.

Maar niet alleen de leerlingen, ook de docenten werden als pionnen op het onderwijsschaakbord heen en weer geschoven. Zij kregen uitvoerig te horen hoe het allemaal zou gaan moeten, maar werden er nauwelijks bij betrokken over hoe het dan zou moeten en kregen zeker geen inspraak of het wel zou moeten, allemaal. Ze werden van locatie naar locatie geschoven, gesplitst, samengevoegd, ingedeeld, oude vertrouwde teams werden doorbroken en van elkaar verschillende onderwijsculturen werden op één hoop geveegd.  In een paar jaar tijd werden er een reeks gigantische en steeds veranderende veranderingen uitgestort over de hoofden van de vmbo-collega’s, onderwijskundig, organisatorisch, qua werkplek, nieuwe collega’s, nieuwe superieuren, nieuwe doelen en strategieën. De ene wijziging was nog niet afgerond of de volgende stond alweer voor de deur. Ze hadden er niet om gevraagd, ze hadden ieder op hun locatie de zaakjes prima voor elkaar, maar werden toen, ongevraagd, in het diepe gegooid, eigenlijk zonder dat er voldoende water in het bassin stond, terwijl de noodzakelijke zwembanden of reddingsboeien ontbraken of niet functioneerden.

Want toen de Scholingsboulevard geopend werd bleek het gebouw niet te passen bij het onderwijs wat er gegeven moest worden en helemaal al niet bij de leerlingen die er gebruik van zouden gaan maken. De docenten waren al even slecht voorbereid en geschoold in al die nieuwe ideeën en vormen die er moesten worden gerealiseerd.  Een heterogeen en niet echt goed op elkaar ingewerkt team docenten werd de wei in gestuurd met een organisatie die nog niet op poten stond, roosters die niet klopten, lokalen die er niet waren, ruimtes, die niet geschikt waren, afspraken die niet doorgesproken en goed onderbouwd waren dan wel nagekomen werden, werkplannen die niet aanwezig waren of voldeden en leerlingen die letterlijk en figuurlijk de weg kwijt waren en verloren raakten in het te grote geheel. Het begon met een chaos en dat bleef het lange tijd. Het was niet meer hun eigen school, hun eigen onderwijs en hun eigen aanpak, die de docenten in praktijk mochten en konden brengen, het werd hen allemaal opgelegd of op z’n minst slecht of onvoldoende met hen voorbereid. Er waren tal van inschattingsfouten aan de orde. Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd, maar er waren in het Enschedese onderwijs nu eenmaal enkele mensen die dachten, dat ze zo’n mammoet wel even zo uit de grond konden stampen, of liever: laten stampen.

Één van de aardigheidjes van de architecten, waaruit bleek dat ze totaal niet competent waren om een schoolgebouw voor vmbo-onderwijs te ontwikkelen, was die vliegende schotel, een grote ronde ruimte van meerdere verdiepingen, in het midden open, waar op de rondlopende gaanderijen geen toezicht was te houden omdat het overzicht ontbrak. Stond je als docent aan de ene kant, dan waren de leerlingen aan de andere kant, met een groot gat ertussen. Stel het je maar voor.

Onvoldragen lesprogramma’s, veel lesuitval, tussenuren, slechte communicatie, niet goed werkende (digitale) infrastructuur, noodzakelijke verbouwingen en aanpassingen, dolgedraaide en zieke docenten, leerlingen die de buurt terroriseerden, leerachterstand en wat voor ellende niet al. Boze ouders, steeds nieuwe beloften, verloop van docenten en leiding, maar men kreeg geen of onvoldoende greep op het geheel.

De Scholingsboulevard kwam in een kwaad daglicht te staan, de ouders gingen de school mijden en stuurden hun leerlingen liever naar vmbo-scholen buiten de stad, de leerlingenaantallen werden bij lange niet gehaald, schoolleiders kwamen en gingen en de rectoren die indertijd glimmend van trotst hun met fraai onderwijsjargon opgetuigde plannen hadden gepresenteerd, verdwenen de één na de ander van het toneel, je mag wel zeggen: met de noorderzon dan wel de staart tussen de benen.

En ten slotte viel de Scholingsboulevard om. “Voortschrijdend” inzicht draaide een aantal zaken weer terug. VMBO-leerlingen kunnen nu weer de volledige 4 jaar op één en dezelfde locatie  hun opleiding voltooien. De confessionele en de gemeentelijke vmbo werden weer uit elkaar gevlochten en kregen elk een gebouw. En Enschede heeft er een tweetal architectonisch opvallende bouwwerken aan over gehouden, monumenten van megalomaan en onderwijskundig mismanagement, ontstaan omdat de expertise van de gewone vmbo-docent niet aan de orde was en de leerling al helemaal uit het gezicht van die onderwijskundigen was verdwenen.






donderdag 12 november 2015

Mijn wiskundeboekenlijstje (2)


Soms staat je boekenkast zo vol en zijn er van die hoekjes waar boeken in verdwalen dat je niet alles weet te vinden wat je zoekt.
Een nadere inspectie leverde nog de volgende aanvulling op mijn vorige blog op:

Het symmetriemonster – Marcus du Sautoy
Uirgeverij Nieuwerzijds, Amsterdam
Symmetrie in een heleboel situaties, bij een heleboel wel- en niet-wiskundigen en hun theorieën of andere voortbrengselen, op veel plaatsen en in veel situaties, vroeger en nu, uitgelegd op een intrigerende manier. Een erg veelzijdig boek met veel verschillende wiskunde vanuit een enkel thema en dan boeiend en prettig leesbaar, en ook nog spannend, geschreven.

Speeltuin van de wiskunde – Bart de Smit en Jaap Top
Uitgave veen magazines / Natuurwetenschap en techniek
Tweedehands nog wel op de kop te tikken. De schrijvers willen de schoonheid en de opwinding van het beoefenen van wiskunde zichtbaar maken en laten daartoe een rijke schakering aan wiskundigen aan het woord over uiteenlopende onderwerpen als platte en bolle meetkunde, het droste-effect, kansen, Fourier, Fermat, pi en Ludolph van Keulen. Op speelse manier, maar toch wel een beetje wiskundige ondergrond noodzakelijk.

Wis- en natuurlyriek – Drs. P. en Marjolein Kool
Nijgh en van Ditmar, Amsterdam
De befaamde dichtbundel waarin wijlen drs. P. en marjolein Kool zich meten in vrolijke poëzie  gebaseerd op de exacte vakken, “met chemisch supplement”.  Gewoon leuk!

Wiskunde in een notendop – Martin Kindt en Ed de Moor
Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam
(Bijna) alles wat je altijd wilde weten over allerlei fundamentele wiskundige onderwerpen: cijfers en getallen, rekenen met letters, veeltermen, kansen, driehoek van Pascal, rijen, differentiëren en integreren, de beide heren leggen het allemaal in dit leuke, compacte boekwerkje uit en dat levert een goed hanteerbaar naslagwerkje om eens opgedane wiskundige kennis weer eens op te frissen.

Levende wiskunde – Hans Steur
Educaboek, Tjeenk Willink/Noorduijn
Dit is al een wat ouder boek, antiquarisch nog wel te verkrijgen, maar het zou het verdienen om weer, en eventueel aangepast aan de huidige curricula, uitgegeven te worden.
De schrijver geeft een schat aan prachtige toepassingen geordend naar wiskundige onderwerpen en geordend naar het niveau van de leerlingen waar het voor bedoeld is, al vanaf de eerste klas van het VO.  Van gemakkelijk naar moeilijk, van praktisch naar theoretisch.
Zo’n schat aan leuke wiskunde mag toch niet verloren gaan! Zeker niet in een tijdperk van praktische opdrachten en profielwerkstukken, waarbij leerlingen zelf op onderzoekspad gestuurd worden. Maar ook voor docenten een fundgrube.

7 op de schaal van Richter en andere getallen – Hans van Maanen (Nederlandse bewerking)
Uitgeverij Bert Bakker
De wereld van nummers, getallen, codes, schalen, uitgebreid beschreven, en inmiddels herschreven en aangevuld, door Hans van Maanen, (een bewerking van oorspronkelijk “Reading the numbers” van Mary Blocksma). Tellen, meten, coderen, waar slaan al die nummers op een autoband, een treinrijtuig, de hardheid van water, maar ook wegennummering, papierformaten, dow-jones- index etc. op? Een prachtig boek om veel aan de weet te komen wat betreft het gebruik van letters, cijfers en getallen, anders dan om te lezen of te rekenen.

Ik heb ook nog liggen om te lezen:

De stelling van de papagaai – Denis Guedj (Anthos)
50 inzichten wiskunde , onmisbare basiskennis – Tony Crilly ((Veen Magazines)
De zeven grootste raadsels van de wiskunde – Alex van den Brandhof c.d. (uitgeverij Bert Bakker)
De Pythagoras Profetie - Arwoud van Loon  (uitgeverij Aspect, Soesterberg)
Behendig gokken in en rond het casino – prof. Ben v.d. Genugten c.s. (Academic Service, Schoonhoven)

Uitgeverij Librero heeft overigens nog een aantal leuke, vaak mooi geïllustreerde, boeken over en rond wiskunde uitgegeven, die je vaak ziet liggen als goedkop(er)e aanbiedingen bij zaken die ook ramsj verkopen. Kijk op http://www.librero.nl/wetenschap

De laatste jaren kom ik niet meer op de nationale Wiskundedagen, maar daar stond eertijds altijd een boekhandel met een grote verzameling boeken die op allerlei manieren te maken hadden met wiskunde. daar was voor mij de verleiding vaak te groot en het heeft me dan ook een klein kapitaal gekost, al die aanschaffen. Maar het betekende wel steeds weer opnieuw fijne leesmomenten en een aanvulling op mijn boekenkast.

Kijk ook op https://aowiskunde.blogspot.nl/2015/11/mijn-wiskundeboekenlijstje.html








woensdag 11 november 2015

Mijn wiskundeboekenlijstje


Sinds ik met pensioen ben heb ik meer tijd om naast de noodzakelijke literatuur ook de meer verstrooiende wiskundeboeken ter hand te nemen. Alhoewel, ook tijdens mijn actieve jaren als docent wiskunde hadden leuke boeken over wiskunde en aanverwante zaken mijn  belangstelling.
In de loop de jaren vullen ze inmiddels een paar flinke boekenplanken.
Tijd om dit leesgenoegen te delen met anderen. Een dwarsdoorsnede van mijn wiskunde-boekenkast, waar het lichte en zwaardere genre broederlijk naast elkaar staan:

1. Jan van der Craats – Een passie voor symmetrie.
Epsilon Uitgaven, Amsterdam
Een aantal jaren geleden vertelde Jan van der Craats over zijn passie voor symmetrie, en zijn ordenende ontdekkingstocht in de wereld van symmetrie, in een schitterende digitaal geïllustreerde workshop op de Nationale Wiskundedagen.  In dit prachtige boekje legt hij hierover veel vast.

2. Genieten van getallen – Alexander Bellos.
Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpen

“Hoe getallen het leven weerspiegelen en het leven getallen”. Misschien heb je meegedaan aan Alex’ twitterenquete met de vraag wat  je het mooiste getal vond. In dit boek komt hij op de verzamelde antwoorden terug, maar vertelt nog veel meer over de wereld van gewone en ongewone getallen, getalpatronen, de wiskunde achter getallen en de geschiedenis ervan en nog veel meer. Je blijft lezen.

3. Wiskunde in je vingers – Ronald Meester en Joost Hulshof
VU University Press
“Een oppepcursus voor liefhebbers en andere freaks”. Of een liefhebber van wiskunde een freak is weet ik niet, maar een wiskunde-liefhebber moet je wel zijn voor dit boek. Losjes gebaseerd op nascholingscursussen voor docenten brengen de auteurs, regelmatig gelardeerd met zelfwerkzaamheidbevorderende opgaven en vele voetnoten, een aantal onderwerpen uit analyse en kansrekening, op geheel eigen wijze voor het voetlicht. Bekend of minder bekend, weggezakt of nog paraat, het gaat even wat verder dan vwo-B en het leest niet even gemakkelijk weg. Je moet er echt even voor gaan zitten en de grijze cellen laten werken. Maar dan levert het je wel inzichten in boeiende wiskunde.

4. Ik was altijd heel slecht in wiskunde – Jeanine Daems en Ionica Smeets.
Uitgeverij Nieuwezijds, Amsterdam

De wiskundemeisjes, welbekend in de wiskundewereld en de wetenschapsjounalistiek, presenteren op een aanstekelijke wijze, van hen bekend, een aantal, voor ingewijden niet echt nieuwe, wiskundige onderwerpen en misverstanden op een manier die voor iedereen te begrijpen is. Gewoon een leuk boek, en daar blijft het niet bij, want via de leestips wordt je verder aan het lezen gezet, tenminste, als je geen voorrang geeft aan de museumtips, de doe-het-zelf-tips of de kijktips, dan wel aan het winkelen gaat dank zij de cadeautips.

5. Is God een wiskundige? – Mario Livio
Uitgeverij Veen Magazines, Diemen
Deze titel intrigeerde me en de flaptekst al helemaal. Maar ik heb eerst boven- en onderstaande boeken, en nog een paar andere gelezen. Deze ligt nog op de stapel. Het wordt wel een uitdaging, maar vast een hele genietbare, want het duikt ook de geschiedenis in en ruimt ook plaats in voor filosofen en theologen, naast wiskundigen, van toen en nu.

6. Bach en het getal Kees van Houten en Marinus Kasbergen
De Walburg Pers, Zutphen
Jaren geleden al eens aan de orde geweest in een workshop op de Nationale Wiskundedagen, de  wiskundige structuur die in de muziek van Bach terug te vinden is.  Dit al langer bestaande werk gaat daar wel zeer doorwrocht op in. Dat vraagt veel aandacht en energie om te lezen en het is dan ook geen werk dat je even zo doorleest. Veel schema’s, getallen, structuren. Een alter ego van de structuren die Jan van der Craats beschreef, en dan vele male diepgaander en fundamenteler.
Wie Gödel, Escher, Bach uit heeft weet waaraan hij hier begint.
Ik geloof dat ik meer geniet van de muziek van Johann Sebastian Bach dan dat ik kon genieten van de soms toch wel erg vergaande interpretatie van de veronderstelde getallensymboliek in Bach’s werken.
Maar aan de andere kant, als je luistert naar Bach’s Toccata en Fuga BWV 540 en je verdiept in de structuur van dat werk dan wil je er toch meer van weten.

7. De man die kon rekenen – Malba Tahan
Sijthoff, Amsterdam

Een in de stijl van de Duizend-en-één-nacht fraai geschreven boek, onder pseudoniem door een Braziliaanse wiskundige, over allerlei misschien bekende maar ook minder bekende rekenraadsletjes en wiskundige puzzeltjes. Onderhoudend. Of het nog verkrijgbaar is? Kijk altijd even bij bol.com

8. Het rekentheater – Adri Treffers
Atlas, Amsterdam/Antwerpen
Lijkt qua onderwerpen een beetje op het vorige boek, maar in een heel andere sfeer geschreven. Allerlei wiskundige en rekenkundige problemen worden vanuit diverse achtergronden, ook autobiografische, naar voren gehaald en dan besproken op een toegankelijke wijze. Misschien biedt ook hier bol.com nog een uitweg als de boekhandel nee verkoopt.

9. Nieuwe getallenstelsels – Arno van Essen
Uitgeverij Veen Magazines, Diemen
Toen ik in dit boek bladerde, zag ik dat Emmy Noether er in genoemd werd en dat de ringentheorie aan de orde kwam. Daar heb ik nog college over gevolgd, maar het meeste ervan is nooit ergens meer aan de orde geweest en de kennis is weggezakt. Daar wil ik nu toch wel weer opnieuw en meer van weten! Het gaat over de schoonheid en nut van ongewone wiskunde. Het pas aangeschafte boek ligt bovenop de stapel, ik ben zeer nieuwsgierig!

Getallen blijven boeien, omdat er zo veel over te vertellen is, zowel vanuit historisch perspectief als puur wiskundig. Ik noem nog een drietal boeken, die misschien ook alleen nog maar tweedehands te achterhalen zijn:
  • Het getal. Van Kleitablet tot computer – John McLeish (Amber, Amsterdam)
  • 1 t/m 9. De anatomie van het getal – Andrew Hodges (uitgeverij Veen Magazines, Diemen)
  • Woordenboek van eigenaardige en merkwaardige getallen – David Wells (Uitgeverij Bert Bakker – Amsterdam)
En dan mis ik nog: De wereld van het getal van Georges Ifrah, al lang niet meer leverbaar, dat overigens wel in het Engels (The universal history of numbers) of Frans (L’histoire universelle des chiffres) leverbaar is.
In mijn Openbare Bibliotheek vond ik nog een aantal aardige boeken van Hans van Maanen, wetenschapsjournalist (http://www.vanmaanen.org/hans/index.html )
FC Algebra, 7 op de schaal van Richter, Zoete koek en speculatie, Archimedes Newton en Murphy.

Het is maar goed dat ik met pensioen ben en tijd van lezen heb… (en niet alleen over wiskunde, ik zit nu op een leesgroep geschiedenis en we hebben net “Eigen meester, niemands knecht” van Cees Fasseur, de biografie van Pieter Gerbrandy, gelezen en dan weet je een heleboel, echt een heleboel meer over wat er voor de oorlog, en in de oorlog in Londen allemaal gebeurde, maar ook na die tijd rond Indië, of over Wilhelmina en nog veel meer!)
En als ik niks meer te doen heb en even mijn geest wil scherpen dan pak ik:
Merkwaardige & interessante puzzels – David Wells (Ooievaar, Amsterdam)
Voor een prikje op de kop getikt bij de Slegte, toen nog, en zoals het titelblad vermeld: een duizelingwekkende verzameling logische en wiskundige hersenbrekers.
En dan heb ik het nog niet gehad over een aantal zogenaamde salontafelboeken die over wiskunde gaan. Van die blader- en kijkboeken, die, soms oogstrelend, en vaak heel beeldend en uitdagend, de wiskunde meer ”in beeld” dan “in tekst” brengen en het altijd goed doen om ze een beetje nonchalant in de huiskamer te laten slingeren om je status als wiskundige te ondersteunen….

TOEVOEGING

P.S. Wat betreft de wiskundige literatuur waarin ik de afgelopen jaren gegrasduind heb mag eigenlijk het werk van Thomas Cool, die onder de wetenschappelijke naam Thomas Colignatus diverse publicaties over wiskunde op zijn naam heeft staan, niet ontbreken.
Ik heb kennis genomen van:
A child wants nice and no mean numbers  http://thomascool.eu/Papers/NiceNumbers/Index.html
De schrijver heeft vele bezwaren tegen het huidige reken- en wiskundeonderwijs in Nederland, tegen de wiskunde in de huidige vorm en opzet en ook op het gebeid van de didactiek van de wiskunde heeft hij veel op en aan te merken. En een aantal van zijn bezwaren kun je je goed voorstellen.
Dat resulteert enerzijds in een zeer strijdbare opstelling om hierin veranderingen aan te brengen en anderzijds  in een stortvloed van suggesties om het allemaal, soms totaal, anders te doen, uitvoerig beschreven en toegelicht in deze boeken. Of alle oplossingen even praktisch en reëel  uitvoerbaar zijn, that’s the question.
De schrijver komt daarbij met vele nieuwe, of misschien deels ook nieuw uitgewerkte ideeën, waarbij zijn originaliteit, nauwgezetheid en doortastendheid, meestal ook helderheid en zeker consequentheid opvallend zijn. Hij ontwikkelt zijn alternatieve ideeën grondig vanuit zijn kritiek op de bestaande wiskunde en de didactiek ervan.
Het gaf mij een indruk alsof we hier een wiskundige Zamenhof aan het werk zagen, die een nieuw mathematisch Esperanto aan het ontwerpen is, maar daarbij overheerste wel het gevoel dat Zamenhof met zijn Esperanto meer succes had en heeft bereikt dan Colignatus ooit zal bereiken met zijn doelstellingen. Colignatus’ wiskunde lijkt een soort parallelle wiskunde, waarin bepaalde principes en uitgangspunten van de klassieke wiskunde overboord zijn gezet en vanuit een aantal nieuwe inzichten een qua symboliek, vormgeving, benoeming en en duiding een vanuit de klassieke wiskunde niet meer hanteerbare theoretische constellatie is ontstaan.
Wat niet betekent dat het geheel wat Colignatus te berde brengt op zich genomen ter kennisname, ter bestudering en ook ter bekritisering niet aanbevelenswaardig zou zijn. Men leze zelf en oordele.
Er zijn de nodige, positieve en negatieve, kritieken geformuleerd op de werken van Colignatus. Het is jammer dat hij moeilijk overweg kan met negatieve kritiek en kritische commentaren vaak als een aanval ervaart, die met veel verbaal geweld, soms op de persoon, gepareerd moet worden, zonder adequaat op de inhoud in te gaan.
(Ik heb mijn oordeel in eerdere blogs al eens gegeven en ben daarover de les gelezen).
Waar de publicaties van Colignatus op zich wat betreft hun mathematische inhoud evenzeer bestudering verdienen als andere publicaties gooit hij zijn eigen glazen ten aanzien van waardering, respect en erkenning in met de uiterst polemische manier waarop hij zijn strijdbare opstelling als genoemd vorm geeft.
Als voorbeeld moge dienen een onlangs door hem aan de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs (Brief aan de Vaste Commis­sie voor Onder­wijs van de Tweede Kamer) gestuurde brief waarin hij met vrijwel alles en iedereen in wiskunde(onderwijs)land de vloer aanveegt en zo blijk geeft vrijwel alleen te staan in zijn streven naar beter wiskundeonderwijs. Zo dat streven krediet zou verdienen, zulke brieven verdienen dat wat mij betreft niet. Ze spannen in ieder geval het paard achter de wagen en zullen zonder effect blijven.

donderdag 8 oktober 2015

(Geen) Discussie over het rekentoets-debacle.

Hans Wisbrun is een collega die ook een blog bijhoudt en daar regelmatig op over de rekentoets schrijft.
Hij is een voorstander van de rekentoets en heeft vele blogs gewijd aan de verdediging van dit fenomeen en daarbij aan het weerwoord geven aan diegenen die argumenten inbrachten ertegen.
Zijn argumenten vóór de rekentoets  zijn allemaal te lezen in zijn blogs op http://hanswisbrun.nl/ waar hij ook een webshop runt die leuke wiskunde-gerelateerd producten in de aanbieding heeft.
De voortgaande discussie over de toets en het verzet tegen de invoering is hem een doorn in het oog, hij is het debat erover zat, hoewel het thema telkens als het in de actualiteit komt toch weer op zijn blog wordt aangeroerd.
Hij en ik zijn het over de rekentoets niet helemaal en soms helemaal niet eens. Ook over andere zaken rond het reken- en wiskundeonderwijs en derzelver didactiek zijn we het soms met elkaar eens en soms ook niet.
Het was dinsdag 7 oktober 2015 voor hem dan ook een inktzwarte dag toen in een debat over de rekentoets in de Tweede Kamer de meerderheid de vloer aanveegde met de rekentoets zoals die nu op het punt stond ingevoerd te worden en het nu zover zal komen, dat de rekentoets voorlopig van tafel is in het VMBO, HAVO en MBO, zeker wat het meetellen in de slaag-zakregeling betreft. Ondertussen klonken wel stimulerende geluiden rond het oplossen van de oorzaak van de rekentoets, de achterstand in rekenvaardigheid die men constateerde, zo niet vreesde, in het voortgezet onderwijs.
Maar goed, Hans Wisbrun spuugde zijn gal in http://t.co/ODOM1cDVV4
Ik heb daarop gereageerd met het volgende commentaar:

"Ik weet niet hoe het in 2005 allemaal gegaan is en wanneer precies die stemming in de kamer as, maar in https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2010/12/07/van-bijsterveldt-terug-naar-de-kern-in-het-onderwijs lees ik dat Van Bijsterveldt wel meer plannen en ideeën had om bij de top van de wereld te blijven horen, maar dat daar niet alles van terecht is gekomen en vel anders is gegaan.
Ik vraag me af of wat van Bijsterveldt wat betreft het verbeteren van het rekenonderwijs voor ogen stond inderdaad gerealiseerd is in de rekentoets zoals die nu wordt afgenomen, zowel qua inhoud (waar de nodige kritiek op is vanuit vakkringen), de afname, de geheimhouding als wat betreft de eraan toegevoegde slaag/zak-regeling (waar zoals bekend massaal over gevallen is).
Het is bekend dat aanvankelijk werd toegezegd dat er geen rekenmachine aan te toets te pas zou komen en dat het cijfer vermeld zou worden op het diploma.
Ik heb de indruk gekregen dat het meer een kwestie van politiek top-down is geweest dan van uit het veld bottom-up hoe het uiteindelijk is gegaan met die referentiekaders etc.
Dat het rekenonderwijs verbeterd moet worden, er is niemand die dat ontkent of daar niet aan wil gaan werken, voor zover dat al niet gebeurt. Helaas blijft de discussie daarover steken op het punt van de manier waarop.
Een stok achter de deur is wenselijk, een drempel in de deur waar vrijwel iedereen over struikelt niet. Het hele proces van de afgelopen jaren getuigt er niet erg van dat er geluisterd is naar degenen die het allemaal moesten gaan uitvoeren, de bedenkers hadden het primaat en hielden erg vast aan hun plannen en ideeën. daardoor is de discussie gebleven.
Het is nu afwachten welke van de moties uiteindelijk aangenomen zullen worden en hoe de staatssecretaris en de minister die dan gaan uitvoeren (of naast zich neer leggen? Je weet het met Sander Dekker nooit).
Ik denk dat die rekentoets als meetinstrument wel zal blijven, maar dat dan niet de leerlingen erop afgerekend worden, doch de scholen te verantwoorden zullen hebben hoe ze het rekenen positioneren. En inhoudelijk zal er nog wel wat geschaafd moeten worden aan de toets.
Terzijde: ik ben in 2010 uitgenodigd door een uitgever om mee te werken aan materiaal dat zou dienen om te oefenen voor de toen nog toekomstige rekentoets. Ik heb de uitnodiging afgewezen omdat ik geen partij in de discussie wilde zijn, maar zonder belangen, een ander idee over rekenen had en bij het door deze uitgever al geproduceerde materiaal voor andere toetsen het wel erg “teaching to the test” in plaats van het opbouwen van rekenvaardigheid vond. En ik had verwacht dat de rekentoets niet zover zou komen als nu (bijna) het geval is, althans niet in deze vorm.
Een zwarte dag voor het rekenonderwijs? Nou nee, de uitdaging ligt er juist om te voorkomen dat er over een aantal jaren weer geklaagd gaat worden. De feiten liggen er, de rekentoets, zoals Sander Dekker die voor ogen heeft, blijkt niet de oplossing te zijn die het veld als juist ziet. Er zal op een andere manier aan gewerkt moeten worden.
En dat zie ik wel gebeuren"
Hans Wisbrun riposteerde als volgt:

Beste Erik,


Ik heb je bijdrage – uiteraard – geplaatst, maar lever verder geen commentaar, behalve dan dat ik het niet met je eens ben. Het blijft voor mij een zwarte dag voor het rekenonderwijs, een gitzwarte zelfs. Ik ben in die mening zojuist nog gestrekt door een telefoontje van een collega op een school die zich voldoende op de rekentoets had voorbereid. Zijn leerlingen stonden al in de startblokken. Hij staat nu in zijn hemd. En wat denk je dat zijn leerlingen, ook in hun hemd, nu gaan doen?
Zelf qua karakter een optimist, je optimisme in deze deel ik echt niet. Over tien jaar praat jij vast anders



Ik heb daar ook weer op gereageerd:

Over 10 jaar? Dan ben ik 78, maar we zullen zien.
Eerst 2020, wanneer misschien toch de rekentoetsen weer op de plank komen, althans in het MBO, zo begreep ik van minister Bussemaker.
Ik denk dat er evenzo docenten en schoolleiders zijn die een zucht van verlichting slaken nu de rekentoets niet doorgaat, of althans in de ijskast lijkt te worden gezet.
En die collega die jou belde heeft in ieder geval gedaan waarom het nou juist ging: gewerkt aan verbetering van de rekenvaardigheid, in de hoop dat het geen teaching to the test was. Hij staat wat dat betreft niet in zijn hemd en moet doorgaan.
En wat die leerlingen nu gaan doen? Hun diploma halen, dat wens ik ze toe!
Optimistisch of pessimistisch, eens of oneens, we zullen vanaf dit nieuwe vertrekpunt verder moeten en er het beste van maken.


Maar helaas, dat was niet de bedoeling. Deze reactie werd niet geplaatst.
Hans liet me weten waarom, maar wenst niet dat de letterlijke tekst van zijn (privé per DM van Twitter verzonden) berichten hier letterlijk gepubliceerd worden. Dus zijn ze hier (11 oktober 11:10 uur) verwijderd.
Hans heeft geen behoefte om met mij of iemand anders over de rekentoets in discussie te gaan, dus zal ik dat respecteren.

Hoewel Hans Wisbrun discussie over de rekentoets zat is, vult hij zijn blog over de recente rekentoetsontwikkelingen nog wel aan. Ook zijn tweetgedrag op https://twitter.com/hanswisbrun/with_replies laat zien dat hij de afgelopen dagen, naast het noemen van de betreffende blog, nog zeer regelmatig terugkomt op alles wat er rond de rekentoets de laatste dagen geschreven en getweet wordt. Dat is natuurlijk prima, maar in het licht van zijn opmerking, dat hij geen behoefte heeft om met mij of iemand anders nog over de rekentoets in discussie te gaan een beetje merkwaardig.

Natuurlijk kunnen openbare tweets hier wel worden weergegeven:






zaterdag 8 augustus 2015

0,9999... = 1

9/10 + 9/100 + 9/1000 + enz. , waar kom je dan op uit?
Ofwel, hoe groot is 0,9999... met oneindig veel negens?
Je kunt er heel wiskundig tegenaan kijken: http://wiskwa.tumblr.com/post/121756020122/099999
Wikipedia heeft er nog meer over te vertellen: https://en.wikipedia.org/wiki/0.999...
Wisfaq, de digitale vraagbaak voor het wiskundeonderwijs had het er ook al over: http://www.wisfaq.nl/show3archive.asp?id=2132&j=2002

Hieronder de manieren waarop ik het in de klas aan de orde stelde, als het ter sprake kwam, of als er aan het eind van de les nog tijd was om even te "krijten" (hoe doe je dat op een digibord, trouwens...).


1/3 uitdelen
 
3 / 1,0000   \0,333…
      0,9
          10
            9
             10
               9
                1
                  .
                  .
                  .
 en 1 = 3 ∙ 1/3 = 3 ∙ 0,333… = 0,999…
 
1/1 “uitdelen”
 
1 / 1,0000 \ 0,999….
      0,9
         10
           9
           10
             9
              1
                 .
                 .
                 .
x = 0,3333…
10x = 3,3333…
10x – x = 3,3333… – 0,3333…
9x = 3
  x = 3/9 = 1/3
 
x = 0,9999…
10x = 9,9999…
10x – x =9,9999... - 0,9999...
9x = 9 (of eigenlijk 9x = 9,0000...)
X = 1
 
0,1111… = 1/9
0,2222 ... = 2/9
0,3333… = 3/9 = 1/3
enz.
0,8888… = 8/9
0,9999.. = 9/9 = 1
 

 

woensdag 20 mei 2015

Een snelle blik op CE HAVO wiskunde B


Quick scan havo wis B van een oud-docent:

19 vragen met 80 punten leek me tamelijk veel werk.
Maar qua vragen: een goede variatie in onderwerpen, redelijke afspiegeling van de stof; een aantal standaardvragen (maar niet de gemakkelijkste standaardonderwerpen), een paar pittige en soms een eenvoudige vraag.
Hoewel de GR niet te overheersend is, althans tamelijk zinvol wordt ingezet, had er toch wel meer algebra en exact rekenwerk in gekund.

1.       x-coördinaat snijpunt x-as mag niet 43,0 zijn maar moet nauwkeuriger; instinker

de omgekeerde werkwijze verdient maar 1 punt, vind ik weinig

2.       alleen het afronden op 1000-tallen zal soms mis gaan, verder een eenvoudige vraag

3.       een aardige, (tamelijk standaard-)vraag met een noodzakelijke conclusie, die natuurlijk niet vergeten moet worden

De eerste drie vragen vormen op zich geen grote struikelblokken en vormen dus een prettige start.

4.       gonio differentiëren met productregel; zou cadeautje moeten zijn

5.       de formule van een lijn opstellen en een vergelijking via intersect met GR oplossen (hier voor dit niveau een zeer acceptabel gebruik van de GR)

6.       betreft de functie f(x) = ½ + √(1¼) sin (2x – 0,4636…) (maar dat weten havo-leerlinge niet

s is derhalve precies 0,5!! 

q is snel te vinden, s, p en r vragen GR-rekenen ( cal max en calc min en dan voor s nog een vergelijking oplossen: dat lijkt me hier en daar wel mis te gaan.

7.       8.   9. ruimtemeetkunde in een standaardvorm, moet goed te doen zijn, al vraagt de uitslag wat meer nadenken en tekenen.

10.  havoleerlingen gebruiken hier de kettingregel en niet de quotiëntregel en zullen zoiets vaker gedaan hebben, want het is geheide oefenstof, maar ja…

11. een mooie opgave met exacte berekening, eindelijk!

De opgave Geluidsbox vind ik tamelijk complex met niet eenvoudige formules en 3 verschillende variabelen, geluidsintensiteit I, vermogen P en geluidsniveau L.

12. aardig, ook omdat het beredeneerd kan worden.

13. niet gemakkelijk; de benodigde eigenschappen van log zitten nogal verstopt; het mag ook met een voorbeeld via de GR.

14. vond ik nogal lastig, ik heb het idee dat veel leerlingen hierover struikelen; de GR is nodig.

15. jammer dat dat niet exact gevraagd wordt, met de GR is het een flauwe peulenschil.

16. de symmetrie ligt zo voor de hand, na 15. “zie je zo” dat het minimum bij x = 1 ligt, maar als je de symmetrie niet aantoont, verlies je 2 punten.

17. ook het differentiëren van wortels en de kettingregel zij “standaard”, maar gaan bij de mindere goden overigens vaak fout.

18. en 19. dat moet iedereen toch redelijk kunnen, de vergelijking van een raaklijn en de oppervlakte van een driehoek, waarvan een hoekpunt het beginpunt van de wortelgrafiek is.

Hopelijk komen de leerlingen aan de laatste twee vierpunters toe.

Ik kreeg de indruk dat dit een passend B-examen was, geslaagd qua inhoud en niveau. De leerlingen kregen het niet cadeau, je moet het vak toch redelijk beheersen om flink te scoren, maar het examen bood ook nog wel veel mogelijkheden om toch te scoren als je tot de mindere goden behoort.

Het echte oordeel komt de docenten toe die het werk nakijken en hun mening, aan de hand van hoe de leerlingen het gemaakt hebben, telt pas echt.